Senator Barack Obama is de beste kandidaat om President George W. Bush op te volgen. Wat hij niet is speelt hierbij een even grote rol als wat hij wel is.
Voor het eerst sinds de aankondiging van haar kandidatuur ligt Senator Hillary Clinton niet langer voor in alle peilingen. Obama is haar voorbij gegaan in Iowa, één van de staten waar over minder dan zes weken de eerste voorverkiezingen plaats vinden. Dit is goed nieuws voor Amerika en de rest van de wereld. Obama is namelijk de enige die de verlammende verdeeldheid in de Amerikaanse politiek kan doorbreken.
Het verhaal van de senator uit Illinois is om meerdere redenen opvallend. Barack Hussein Obama is de zoon van een Keniaan en een blanke moeder. Hij groeide op in Indonesië en Hawaii en studeerde cum laude af aan Harvard. Ondanks aanbiedingen van grote advocatenkantoren ging hij als gemeenschapwerker in Chicago aan de slag. Hij keurde - tegen de stroom in - vanaf het begin de invasie van Irak af. Sinds zijn kandidaatstelling haalde hij bijna evenveel geld op als Hillary Clinton; een bijzondere prestatie, gezien haar uitgebreide netwerk en naamsbekenheid.
Wat hem meer geschikt maakt dan Hillary om president te worden is dat Obama geen kind van de jaren zestig is. De diepe verdeeldheid waar het land nu mee te kampen heeft begon in dat decennium: conservatieve Democraten en liberale Republikeinen werden weggestemd door onenigheid over burgerrechten en de oorlog in Vietnam. Hun plaats werd ingenomen door liberale Democraten en conservatieve Republikeinen waardoor de beide partijen verder uit elkaar dreven.
De verdeeldheid werd duidelijk zichtbaar toen de eerste babyboomer president werd. Bill Clinton werd voortdurend geconfronteerd met zijn standpunten uit de jaren zestig. De hoogtepunten - “I did not inhale” en “I did not have sex with that woman” - zijn tekenend voor de op karaktermoord gebaseerde politiek. In 2000 volgde de ultieme tweedeling en moest het Amerikaanse Hooggerechtshof de doorslag geven.
President Bush lijkt in zijn beleid niet eens naar de andere kant te luisteren. Zijn voormalige campagne manager spreekt van een “era of hyperpartisanship.” Journalist en auteur Ronald Brownstein heeft het over “The second Civil War.” Gezondheidszorg, Irak, nationale veiligheid, alles op de politieke agenda bevestigt en versterkt keer op keer de politieke verdeeldheid.
Verschil van mening over abortus, religie en het homohuwelijk verdeelde het land in liberale blue states en conservatieve red states. Beide groepen luisteren naar hun eigen media die olie op het vuur blijft gooien en iedere dag het eigen gelijk bevestigt door de andere kant voor gek te verklaren. Discussies hebben plaats gemaakt voor scheldpartijen en beschuldigingen.
Amerika is hierdoor alleen met zichzelf bezig. Dat is een onwenselijk situatie omdat stijgende olieprijzen, terrorisme, Pakistan, Iran en global warming om Amerikaans leiderschap vragen. Bovendien is het wederzijdse wantrouwen gevaarlijk. Het antwoord op een eventueel vervolg op 9/11 zal het gevolg zijn van eenzijdig advies en zal de oorlog in Irak doen verbleken.
Hillary kan het proces niet omdraaien. Mocht het zover komen, dan zal zij in haar inaugeratiespeech benadrukken dat zij de president van alle Amerikanen wil zijn. Maar conservatief Amerika, dat nu al de messen slijpt, zal haar die kans nooit geven. In hun ogen is zij - met Bill - de verpersoonlijking van het liberale kwaad.
Van de kant van de Republikeinen kan ook geen doorbraak worden verwacht. Uit angst om zwak over te komen, is vasthouden aan eigen principes belangrijker dan over partijpolitiek heen compromissen te sluiten. Democraten zullen ook niet nalaten een volgende Republikein in het Witte Huis tegen te werken. Bij alles wat hen niet zint zullen zij op de fouten van President Bush hameren.
Gezien de invloed van de verdeeldheid op de nationale en internationale politiek, moet de volgende president zich aan diens verlammende werking onttrekken. Obama heeft het gevaar van de polarisatie vanaf het begin onderkend en verandering van de beperkte partijpolitiek tot één van de speerpunten van zijn campagne gemaakt. Uit peilingen blijkt dat Amerikanen hem als de meest geschikte persoon zien om partijen nader tot elkaar te brengen.
Obama is blank en zwart; hij is elitair en van het volk; hij is Amerikaan en wereldburger; een denker met een praktische aanpak. Alles wat hij is en niet is maakt Obama de meest geschikte kandidaat om de president te zijn die slaagt waar anderen faalden.
Sunday, 25 November 2007
Saturday, 24 November 2007
Zoek het verschil
De evolutieleer is slechts "een theorie," het homohuwelijk ondermijnt de samenleving en dinosauriers bestaan. Onzin? Niet als je je informatie van Conservapedia.com haalt.
Conservapedia.com is het Christelijk-conservatieve antwoord op Wikipedia.com, de Internet-encyclopedie die lezers schrijven en aanpassen. De site is opgericht uit onvrede over het vermeende liberale beleid van Wikipedia.
Voorbeelden van Wikipedia's liberale standpunten, alsdus zijn conservatieve tegenhanger, zijn voornamelijk terug te vinden in de onderwerpen religie, homosexualiteit, wetenschap en politiek. Zo vermeldt Wikipedia niet dat homo's meer drugs gebruiken dan hetero's, zich vaker aan huiselijk geweld schuldig maken en meer mentale problemen hebben.
In het eerste van de zeven zogenaamde Conservapedia Geboden staat dat lezersbijdragen “true and verifiable” moeten zijn. Het uitgangspunt hierbij is dat de Bijbel de waarheid zegt. Zo is “Jezus voor onze zonden gestorven.” Moslims, daarentegen, “geloven dat Allah de Koran aan Mohammed openbaarde, die hij, ondanks zijn analfabetisme, opschreef.”
Dezelfde zoektermen intikken bij beide sites levert uiteenlopende standpunten op. Over de betekenis van het woord abortus bestaat consensus, maar daarmee houdt het op. Conservapedia gaat direct in op Hippocrates' kritiek, de miljardenindustie die met abortus gemoeid zou zijn en de vele bijkomende ziektes. Bovendien zetten blanke racisten zwarte vrouwen onder druk om zich te laten aborteren. Een eigen draai aan het feit dat meer zwarte dan blane vrouwen een abortus ondergaan.
Conservapedia heeft duidelijke politieke voorkeuren. Conservapedia behandelt voornamelijk de schandalen rondom President Bill Clinton. De pagina's over Democratische presidentskandidaten Hillary Clinton en Barack Obama zijn voorzien van hun meest ongelukkige foto's. Bij President George W. Bush wordt met geen woord over kritiek of controversies gerept. De “betrouwbare encyclopie” vertelt zonder gene dat Gouverneur Mike Huckabee de beste kandidaat is.
De site lijkt onschuldig en kan zelfs reden tot hilariteit opleveren - “Dinosaurs are now generally believed to be extinct” - maar tekent de diepe verdeling in het land. Conservatief en liberaal Amerika hadden al hun eigen politieke partijen, media en geografische ligging. Met Conservapedia is nu de strijd om de feiten begonnen.
Conservapedia.com is het Christelijk-conservatieve antwoord op Wikipedia.com, de Internet-encyclopedie die lezers schrijven en aanpassen. De site is opgericht uit onvrede over het vermeende liberale beleid van Wikipedia.
De look&feel van beide sites overlapt, maar er zijn verschillen: zo hanteert Conservapedia alleen Amerikaans Engels, omdat Brits Engels anti-Amerikaans zou zijn. Dat patriotisme is ook terug te zien in het Stars and Stripes logo van “the trustworthy encyclopedia.”
De site heeft ongeveer 20.400 “educatieve en gezonde” onderwerpen en is in zijn één-jarige bestaan meer dan 36 miljoen keer bezocht.
Voorbeelden van Wikipedia's liberale standpunten, alsdus zijn conservatieve tegenhanger, zijn voornamelijk terug te vinden in de onderwerpen religie, homosexualiteit, wetenschap en politiek. Zo vermeldt Wikipedia niet dat homo's meer drugs gebruiken dan hetero's, zich vaker aan huiselijk geweld schuldig maken en meer mentale problemen hebben.
De site gaat voorbij aan het feit dat atheisten minder aan liefdadigheid geven, negeert de invloed van het Christendom op de Renaissance en laat de arrestatie van Al Gore's zoon wegens drugsbezit onvermeld. Voor global warming - een “politieke strijd met als inzet het Kyoto Verdrag” - ontbreekt ieder wetenschappelijk bewijs, aldus Conservapedia.
In het eerste van de zeven zogenaamde Conservapedia Geboden staat dat lezersbijdragen “true and verifiable” moeten zijn. Het uitgangspunt hierbij is dat de Bijbel de waarheid zegt. Zo is “Jezus voor onze zonden gestorven.” Moslims, daarentegen, “geloven dat Allah de Koran aan Mohammed openbaarde, die hij, ondanks zijn analfabetisme, opschreef.”
Sex voor het huwelijk is taboe en daarom is sexuele onthouding de beste manier om een “helder geweten voor God te hebben” en de enige weg die leidt tot “innerlijk rust, zelfrespect en een beter leven.”
Dezelfde zoektermen intikken bij beide sites levert uiteenlopende standpunten op. Over de betekenis van het woord abortus bestaat consensus, maar daarmee houdt het op. Conservapedia gaat direct in op Hippocrates' kritiek, de miljardenindustie die met abortus gemoeid zou zijn en de vele bijkomende ziektes. Bovendien zetten blanke racisten zwarte vrouwen onder druk om zich te laten aborteren. Een eigen draai aan het feit dat meer zwarte dan blane vrouwen een abortus ondergaan.
Conservapedia heeft duidelijke politieke voorkeuren. Conservapedia behandelt voornamelijk de schandalen rondom President Bill Clinton. De pagina's over Democratische presidentskandidaten Hillary Clinton en Barack Obama zijn voorzien van hun meest ongelukkige foto's. Bij President George W. Bush wordt met geen woord over kritiek of controversies gerept. De “betrouwbare encyclopie” vertelt zonder gene dat Gouverneur Mike Huckabee de beste kandidaat is.
De site lijkt onschuldig en kan zelfs reden tot hilariteit opleveren - “Dinosaurs are now generally believed to be extinct” - maar tekent de diepe verdeling in het land. Conservatief en liberaal Amerika hadden al hun eigen politieke partijen, media en geografische ligging. Met Conservapedia is nu de strijd om de feiten begonnen.
Tuesday, 20 November 2007
Nike goes Native
De tijd dat Indianen over de prairie achter bizons renden is voorbij. Ook Native Americans zijn ten prooi gevallen aan de Amerikaanse consumptiemaatschappij en lijden, in nog grotere mate dan de bleekgezichten, aan obesitas.
De één zijn hartinfarct, is ons gat in de markt, dachten ze bij Nike. Entree de Air Native N7, de eerste schoen die speciaal ontworpen is voor Native Americans.
De N7 heeft een bredere neus omdat uit onderzoek – waarbij men 200 paar voeten van meer dan 70 verschillende stammen bekeek – uitwees dat de Indianenvoet breder is dan de doorsneevoet. Kortere veters moeten irritatie aan de bovenkant van de voet voorkomen. Dikke sokken zijn geen probleem omdat er meer ruimte is tussen de schoen en de voet.
De look van de N7 heeft ook Indiaanse invloeden: opkomende en ondergaande zonnen op de flap en hiel, veren aan de binnenkant en sterren op de zool. Het getal zeven is een verwijzing naar het gebruik bij sommige stammen om bij alles wat je doet rekening te houden met het effect van je daden op zeven generaties.
Rijk zal Nike niet worden van de N7: ze verwachten 10.000 paar te verkopen en de opbrengst gaat naar een organisatie die zich inzet voor de gezondheid van Indianen.
Belangrijker is dat het bedrijf ervaring opdoet met het ontwikkelen en marketen van producten voor ethnische groepen. Deze vorm van segmentatie is enigszins omstreden, maar levert volgens Amerikaanse strategen een miljardenmarkt op. Het geeft te denken, onderscheid maken op basis van etnhische criteria vanwege de financiele voordelen. Was dat niet het begin van alle problemen voor de Native Americans?
De één zijn hartinfarct, is ons gat in de markt, dachten ze bij Nike. Entree de Air Native N7, de eerste schoen die speciaal ontworpen is voor Native Americans.
De N7 heeft een bredere neus omdat uit onderzoek – waarbij men 200 paar voeten van meer dan 70 verschillende stammen bekeek – uitwees dat de Indianenvoet breder is dan de doorsneevoet. Kortere veters moeten irritatie aan de bovenkant van de voet voorkomen. Dikke sokken zijn geen probleem omdat er meer ruimte is tussen de schoen en de voet.
De look van de N7 heeft ook Indiaanse invloeden: opkomende en ondergaande zonnen op de flap en hiel, veren aan de binnenkant en sterren op de zool. Het getal zeven is een verwijzing naar het gebruik bij sommige stammen om bij alles wat je doet rekening te houden met het effect van je daden op zeven generaties.
Rijk zal Nike niet worden van de N7: ze verwachten 10.000 paar te verkopen en de opbrengst gaat naar een organisatie die zich inzet voor de gezondheid van Indianen.
Belangrijker is dat het bedrijf ervaring opdoet met het ontwikkelen en marketen van producten voor ethnische groepen. Deze vorm van segmentatie is enigszins omstreden, maar levert volgens Amerikaanse strategen een miljardenmarkt op. Het geeft te denken, onderscheid maken op basis van etnhische criteria vanwege de financiele voordelen. Was dat niet het begin van alle problemen voor de Native Americans?
Sunday, 18 November 2007
"Een omgeving zonder wetten."
Muneer Ahmad was drie jaar de advocaat van één van de 330 Guantanamo Bay gevangenen. Strenge veiligheidsvoorschriften, continu veranderende regels en bureaucratische geheimzinnigheid maakten het één van de vreemdste zaken uit zijn carrière. “Ik had nog nooit eerder in een omgeving zonder wetten gewerkt.”
Ahmad heeft jarenlange ervaring met gevangenissen, bezocht cliënten tot in de dodencel, maar niets is vergelijkbaar met Guantanamo Bay, zegt hij in een telefonisch interview. Het hele systeem rondom de gevangenis lijkt ontworpen om iedereen buiten te sluiten. Zonder toestemming van de regering kreeg hij geen document onder ogen.
Zijn cliënt kon hij alleen op Cuba spreken, omdat de gevangenen niet mogen bellen. Eenmaal tot het zwaarbewaakte Camp Delta toegelaten, kostte het hem een uur om de spreekkamer te bereiken. “Het opbouwen van een vertrouwensrelatie werd hierdoor zo goed als onmogelijk gemaakt.”
“Het is een intimiderende omgeving,” vertelt Ahmad op een toon die in schril contrast staat met wat hij zegt. “De omstandigheden zijn buitengewoon zwaar. Gevangenen zijn na jaren eenzame opsluiting zonder enig uitzicht op verandering wanhopig. Een kwart zit onder de medicijnen, anderen proberen zelfmoord te plegen of gaan in hongerstaking. Zij zijn fysiek in leven, maar geestelijk zijn deze mensen kapot.”
Zijn toon wordt fel als hij praat over zijn ex-cliënt, de Canadees Omar Khadr, die sinds zijn vijftiende in Guantanamo Bay vastzit. Ahmad nam zijn zaak aan – op verzoek van burgerrechtenorganisatie Center for Constitutional Rights - “om de wereld eraan te herinneren dat die jongen hier opgesloten zit. Het is onze verantwoordelijkheid hem met het respect te behandelen dat hij verdient.”
Het was het begin van drie jaar strijd tegen een Kafkaësk systeem. “De regels werden continu veranderd. Soms was het onduidelijk welke van toepassing waren, omdat niemand de moeite nam ons de wijzigingen door te geven.” Tijdens zittingen op Guantanamo Bay had Ahmad “het gevoel mee te doen aan een toneelstuk in de rol van advocaat.” Regelmatig vroeg hij zich af of hij Khadr moest verdedigen - met het risico de gang van zaken een zekere legitimiteit te geven - of “de fictieve rechtbank, een circus zonder integriteit,” proberen te ontmaskeren.
Alles wat Khadr tijdens besprekingen vertelde – onder toeziend oog van een bewaker en een camera - was tot staatsgeheim verklaard. Na ieder bezoek werden Ahmad's aantekeningen en audio-opnames gecontroleerd en zolang het materiaal niet was vrijgegeven, had hij een spreek- en publicatieverbod. Staatsgeheim bleek echter een rekbaar begrip, zegt Ahmad cynisch. Hij vocht “de oplichterij” met succes aan toen de regering stukken wilde achterhouden waarin Khadr over mishandeling sprak.
Deze overwinning veranderde echter niets aan Khadr's situatie en afgelopen zomer ruilde hij Ahmad in voor een advocaat uit eigen land. “Hij wilde niet langer door Amerikanen vertegenwoordigd worden. Voor hem waren wij onderdeel van het systeem.” Hij kan Khadr desondanks niets verwijten, “Na vijf jaar is hij volledig ingestort.”
Het Pentagon kondigde vorige maand aan dat Khadr's proces doorgaat, terwijl de bevoegdheid van de militaire rechtbank zelf onderwerp is van een rechtzaak. Na zes jaar juridisch touwtrekken over de War on Terror - met één veroordeling tot gevolg - staat de regering onder grote druk, zegt Ahmad. “Deze zaak moet nu doorgaan. Nog meer vertraging zal het systeem verder ondermijnen.”
De regering heeft Khadr's advocaten daarom opgedragen de andere rechtszaak te negeren. De hele gang van zaken zou lachwekkend zijn, zegt Ahmad, als het niet zo triest was.
Ahmad heeft jarenlange ervaring met gevangenissen, bezocht cliënten tot in de dodencel, maar niets is vergelijkbaar met Guantanamo Bay, zegt hij in een telefonisch interview. Het hele systeem rondom de gevangenis lijkt ontworpen om iedereen buiten te sluiten. Zonder toestemming van de regering kreeg hij geen document onder ogen.
Zijn cliënt kon hij alleen op Cuba spreken, omdat de gevangenen niet mogen bellen. Eenmaal tot het zwaarbewaakte Camp Delta toegelaten, kostte het hem een uur om de spreekkamer te bereiken. “Het opbouwen van een vertrouwensrelatie werd hierdoor zo goed als onmogelijk gemaakt.”
“Het is een intimiderende omgeving,” vertelt Ahmad op een toon die in schril contrast staat met wat hij zegt. “De omstandigheden zijn buitengewoon zwaar. Gevangenen zijn na jaren eenzame opsluiting zonder enig uitzicht op verandering wanhopig. Een kwart zit onder de medicijnen, anderen proberen zelfmoord te plegen of gaan in hongerstaking. Zij zijn fysiek in leven, maar geestelijk zijn deze mensen kapot.”
Zijn toon wordt fel als hij praat over zijn ex-cliënt, de Canadees Omar Khadr, die sinds zijn vijftiende in Guantanamo Bay vastzit. Ahmad nam zijn zaak aan – op verzoek van burgerrechtenorganisatie Center for Constitutional Rights - “om de wereld eraan te herinneren dat die jongen hier opgesloten zit. Het is onze verantwoordelijkheid hem met het respect te behandelen dat hij verdient.”
Het was het begin van drie jaar strijd tegen een Kafkaësk systeem. “De regels werden continu veranderd. Soms was het onduidelijk welke van toepassing waren, omdat niemand de moeite nam ons de wijzigingen door te geven.” Tijdens zittingen op Guantanamo Bay had Ahmad “het gevoel mee te doen aan een toneelstuk in de rol van advocaat.” Regelmatig vroeg hij zich af of hij Khadr moest verdedigen - met het risico de gang van zaken een zekere legitimiteit te geven - of “de fictieve rechtbank, een circus zonder integriteit,” proberen te ontmaskeren.
Alles wat Khadr tijdens besprekingen vertelde – onder toeziend oog van een bewaker en een camera - was tot staatsgeheim verklaard. Na ieder bezoek werden Ahmad's aantekeningen en audio-opnames gecontroleerd en zolang het materiaal niet was vrijgegeven, had hij een spreek- en publicatieverbod. Staatsgeheim bleek echter een rekbaar begrip, zegt Ahmad cynisch. Hij vocht “de oplichterij” met succes aan toen de regering stukken wilde achterhouden waarin Khadr over mishandeling sprak.
Deze overwinning veranderde echter niets aan Khadr's situatie en afgelopen zomer ruilde hij Ahmad in voor een advocaat uit eigen land. “Hij wilde niet langer door Amerikanen vertegenwoordigd worden. Voor hem waren wij onderdeel van het systeem.” Hij kan Khadr desondanks niets verwijten, “Na vijf jaar is hij volledig ingestort.”
Het Pentagon kondigde vorige maand aan dat Khadr's proces doorgaat, terwijl de bevoegdheid van de militaire rechtbank zelf onderwerp is van een rechtzaak. Na zes jaar juridisch touwtrekken over de War on Terror - met één veroordeling tot gevolg - staat de regering onder grote druk, zegt Ahmad. “Deze zaak moet nu doorgaan. Nog meer vertraging zal het systeem verder ondermijnen.”
De regering heeft Khadr's advocaten daarom opgedragen de andere rechtszaak te negeren. De hele gang van zaken zou lachwekkend zijn, zegt Ahmad, als het niet zo triest was.
Monday, 12 November 2007
De oorlog in Vietnam: 1958-2007?
Schaamte over de behandeling van Vietnam veteranen leidt tot een beperkte blik op de oorlog in Irak. Een heldere visie kan pas worden verwacht als het leger zich niet langer als slachtoffer opstelt.
“Toen wij thuis kwamen, stond er niemand op ons te wachten.” Geklap. “Wij werden uitgescholden, bespuugd en genegeerd.” Luid applaus.“De regering liet ons in de steek. Wij kregen geen respect, geen werk en geen hulp.” Instemmend gejuich.
Meer dan dertig jaar na de val van Saigon hebben Vietnam veteranen de erkenning waar ze lang naar hunkerden. En dat laten ze graag horen tijdens de “Twenty five Years The Wall” ceremonie, de herdenking van de onthulling van de zwartgranieten muur met de namen van de meer dan 58.000 omgekomen soldaten. Ook op de toespraak van Vietnam veteraan en voormalig minister van Buitenlandse Zaken generaal Colin Powell over de koude thuiskomst wordt met instemmend geknik gereageerd. De honderden veteranen kennen het verhaal maar al te goed. Ze luisteren, stilzwijgend en met gebogen hoofd. Als Powell's stem stokt, vegen velen met hem tranen uit hun ogen.
Nog duidelijk dan applaus of tranen spreekt de kleding van de veteranen. Met badges “Veterans Fucked by Washington,” “When I left we were winning,” en “Jane Fonda Bitch” wijzen de veteranen de echte schuldigen aan van het fiasco. De soldaten deden niets verkeerd, maar volgden het voorbeeld van hun vaders en grootvaders. Zij vochten voor Amerika, vrijheid en God.
Thuisgekomen kregen zij de onterecht de schuld van de mislukte oorlog in de schoenen geschoven. Velen konden niet meer aarden in die vijandige maatschappij en raakten aan de drank, drugs en lager wal. Elke nacht slapen bijna 200,000 veteranen op straat. Soldaten waren de echte slachtoffers van Amerika's meest omstreden oorlog.
Geen slachtoffer zonder dader, en geen dader zonder berouw. De schaamte dat Amerika toen zijn soldaten liet vallen brengt vandaag de dag een onvoorwaardelijke adoratie voor iedereen in uniform teweeg. Ze verdienen respect, ongeacht de oorlog die ze vechten, en mogen nooit in de steek gelaten worden, is de overheersende opvatting.
Irak levert twee visies op dit standpunt. President Bush wil meer geld, zodat de troepen het materiaal krijgen dat ze nodig hebben zich te beschermen. Tegenstanders willen dat de soldaten zo snel mogelijk veilig naar huis komen. Beide kanten zeggen op te komen voor het lot van de gewone soldaat; het standpunt van de ander doet afbreuk aan hun heroïsche inzet en brengt hen nodeloos in gevaar. De oorlog in Irak lijkt slechts de beste behandeling van Amerikaanse soldaten als inzet te hebben.
Het leger, zoals ieder slachtoffer, reageert gelaten op de politiek strijd. Die instelling werd al duidelijk voor de invasie in 2003: de legertop waarschuwde dat er te weinig soldaten ingezet zouden worden. De regering zette haar zin door, met de bekende resultaten. De voormalige opperbevelhebber in Irak, Luitenant Generaal Ricardo S. Sanchez, zei vorige maand dat het plan voor de invasie “hopeloos en onrealistisch optimistisch” was. De schuldige, in zijn ogen, het politiek machtsspel dat in de aanloop naar de oorlog boven het hoofd van het leger werd uitgevochten.
Sanchez en de rest van de legertop waren zelf betrokken bij het opstellen van die plannen. De kritiek die hij en anderen officieren nu leveren bestond ook toen zij de aanval in 2003 goedkeurden. Zolang het leger zich kan beroepen op het excuus dat de politiek de schuldige is - met dank aan een uit schaamte zwijgende maatschappij - duurt het fiasco voort.
Politiek doordrammen en militair slachtoffer gedrag heeft de puinhoop in Irak veroorzaakt; er is nu militaire daadkracht nodig om de vertroebelde visie helder te krijgen. Het is beter de oorlog met trots te verliezen dan passief een overwinning af te wachten.
“Toen wij thuis kwamen, stond er niemand op ons te wachten.” Geklap. “Wij werden uitgescholden, bespuugd en genegeerd.” Luid applaus.“De regering liet ons in de steek. Wij kregen geen respect, geen werk en geen hulp.” Instemmend gejuich.
Meer dan dertig jaar na de val van Saigon hebben Vietnam veteranen de erkenning waar ze lang naar hunkerden. En dat laten ze graag horen tijdens de “Twenty five Years The Wall” ceremonie, de herdenking van de onthulling van de zwartgranieten muur met de namen van de meer dan 58.000 omgekomen soldaten. Ook op de toespraak van Vietnam veteraan en voormalig minister van Buitenlandse Zaken generaal Colin Powell over de koude thuiskomst wordt met instemmend geknik gereageerd. De honderden veteranen kennen het verhaal maar al te goed. Ze luisteren, stilzwijgend en met gebogen hoofd. Als Powell's stem stokt, vegen velen met hem tranen uit hun ogen.
Nog duidelijk dan applaus of tranen spreekt de kleding van de veteranen. Met badges “Veterans Fucked by Washington,” “When I left we were winning,” en “Jane Fonda Bitch” wijzen de veteranen de echte schuldigen aan van het fiasco. De soldaten deden niets verkeerd, maar volgden het voorbeeld van hun vaders en grootvaders. Zij vochten voor Amerika, vrijheid en God.
Thuisgekomen kregen zij de onterecht de schuld van de mislukte oorlog in de schoenen geschoven. Velen konden niet meer aarden in die vijandige maatschappij en raakten aan de drank, drugs en lager wal. Elke nacht slapen bijna 200,000 veteranen op straat. Soldaten waren de echte slachtoffers van Amerika's meest omstreden oorlog.
Geen slachtoffer zonder dader, en geen dader zonder berouw. De schaamte dat Amerika toen zijn soldaten liet vallen brengt vandaag de dag een onvoorwaardelijke adoratie voor iedereen in uniform teweeg. Ze verdienen respect, ongeacht de oorlog die ze vechten, en mogen nooit in de steek gelaten worden, is de overheersende opvatting.
Irak levert twee visies op dit standpunt. President Bush wil meer geld, zodat de troepen het materiaal krijgen dat ze nodig hebben zich te beschermen. Tegenstanders willen dat de soldaten zo snel mogelijk veilig naar huis komen. Beide kanten zeggen op te komen voor het lot van de gewone soldaat; het standpunt van de ander doet afbreuk aan hun heroïsche inzet en brengt hen nodeloos in gevaar. De oorlog in Irak lijkt slechts de beste behandeling van Amerikaanse soldaten als inzet te hebben.
Het leger, zoals ieder slachtoffer, reageert gelaten op de politiek strijd. Die instelling werd al duidelijk voor de invasie in 2003: de legertop waarschuwde dat er te weinig soldaten ingezet zouden worden. De regering zette haar zin door, met de bekende resultaten. De voormalige opperbevelhebber in Irak, Luitenant Generaal Ricardo S. Sanchez, zei vorige maand dat het plan voor de invasie “hopeloos en onrealistisch optimistisch” was. De schuldige, in zijn ogen, het politiek machtsspel dat in de aanloop naar de oorlog boven het hoofd van het leger werd uitgevochten.
Sanchez en de rest van de legertop waren zelf betrokken bij het opstellen van die plannen. De kritiek die hij en anderen officieren nu leveren bestond ook toen zij de aanval in 2003 goedkeurden. Zolang het leger zich kan beroepen op het excuus dat de politiek de schuldige is - met dank aan een uit schaamte zwijgende maatschappij - duurt het fiasco voort.
Politiek doordrammen en militair slachtoffer gedrag heeft de puinhoop in Irak veroorzaakt; er is nu militaire daadkracht nodig om de vertroebelde visie helder te krijgen. Het is beter de oorlog met trots te verliezen dan passief een overwinning af te wachten.
Sunday, 11 November 2007
Vijfentwintig jaar Vietnam Memorial
Afgelopen herdachten duizenden veteranen dat het Vietnam Memorial 25 jaar geleden werd onthuld. De zwartgranieten muur met de meer dan 58.000 namen van omgekomen soldaten groeide in die tijd uit tot het symbool van Amerika's meest omstreden oorlog.
Op zaterdag liepen behalve Amerikaanse veteranen ook veel Zuid-Vietnamezen mee in een parade op door Washington, D.C.
Honderden vlaggen bij het Washington Memorial gaven het weekend een extra patriotistisch tintje.
Op zondag was de officiele herdenkinsceremonie bij The Wall, zoals het Memorial in de volksmond heet.
De erewachten tijdens de speech van generaal en voormalig minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell.
Het andere Vietnam Memorial, opgericht omdat er in eerste instantie veel kritiek was op de zwarte muur met namen. Te weinig heroisch en te veel aandacht voor de doden.
Zonder speldje, vlaggetje, badge of sticker doe je eigenlijk niet mee. Na afloop van de ceremonie was er voldoende gelegenheid tot Memorial shopping.
Op zaterdag liepen behalve Amerikaanse veteranen ook veel Zuid-Vietnamezen mee in een parade op door Washington, D.C.
Honderden vlaggen bij het Washington Memorial gaven het weekend een extra patriotistisch tintje.
Op zondag was de officiele herdenkinsceremonie bij The Wall, zoals het Memorial in de volksmond heet.
De erewachten tijdens de speech van generaal en voormalig minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell.
Het andere Vietnam Memorial, opgericht omdat er in eerste instantie veel kritiek was op de zwarte muur met namen. Te weinig heroisch en te veel aandacht voor de doden.
Zonder speldje, vlaggetje, badge of sticker doe je eigenlijk niet mee. Na afloop van de ceremonie was er voldoende gelegenheid tot Memorial shopping.
Tuesday, 6 November 2007
Nederlanders in DC
Wat doen ze hier? Vermaken ze zich? Hoe ervaren ze de stad, het land en de mensen? Het eerste deel in een nieuwe serie.
“Behalve over die lui in het Witte Huis” kan David Kruijff (34) niets negatiefs over de stad zeggen. DC doorstaat de test als woonplaats. Klein, overzichtelijk en internationaal georiënteerd. “Het is een soort Den Haag, met al die ministeries en monumenten.”
Toch mist hij iets authentieks. “Mensen zitten hier een paar jaar en trekken dan weer verder. De echte Washingtonian bestaat niet” Dat is een gevolg van het politieke machtscentrum dat DC is. Na iedere verkiezing volgt een volksverhuizing: de verliezers en hun personeel gaan terug naar hun staat en maken plaats voor de winnaars.
Als je bedenkt dat er iedere twee jaar senatoren en afgevaardigenden gekozen worden, is de onrust verklaarbaar. Tel daarbij de komende en vertrekkende medewerkers van de Wereldbank, Het Internationale Monetaire Fonds, tientallen denktanks, ambassades, duizenden studenten en toeristen bij op en de chaos lijkt compleet.
Op straat is daar echter weinig van terug te zien. Met 700.000 inwoners mist DC de hektiek van de miljoenenstad New York. Ook de hoogbouw ontbreekt, omdat ooit besloten is dat niets in de stad hoger mag zijn dan de koepel van het Capitol. De enige uitzondering is het monument voor George Washington. Met zijn 170 meter torent “de Naald” boven alles uit. “Eigenlijk is DC een soort dorp,” zegt Kruijff, “maar dan wel met werelduitstraling.” Iets waaraan hij iedere dag herinnerd wordt als hij op weg naar zijn werk het Witte Huis passeert.
Kruijff werkt als microfinance consultant bij de International Finance Corporation (IFC), onderdeel van de Wereldbank, en woont sinds een jaar in DC. De combinatie van IFC's goede reputatie, expertise en internationale medewerkers maakt het bedrijf tot een perfecte werkgever. “Het is het Walhalla van microfinance,” zegt hij; iets waar hij sinds zijn eerste kennismaking met deze vorm van ontwikkelingshulp in 1990 verliefd op geworden is. “Het is zo cool om te zien hoe je met kleine projecten mensen kan helpen.”
Daarom stoort de manier waarop Amerikanen met hun minderbedeelden omgaan hem zo. “Dak- en thuislozen worden structureel uit het centrum weggehouden, omdat ze niet in het plaatje passen. Aan de ene kant al die monumenten die de grootsheid van Amerika vertellen en daarnaast een zwerver...dat kan natuurlijk niet. Hoe is dat toch mogelijk in een land dat zo rijk is?”
Op termijn zou hij zich graag in een hulporganisatie verdiepen en ze vanuit zijn eigen expertise helpen, zegt hij, “en in de tussentijd doe ik wat ik kan. Vorig weekend sprak een dakloze mijn vrouw en mij aan op straat. We hebben haar mee naar huis genomen en te eten gegeven.” Het lost het probleem niet op, maar het is beter dan de manier waarop de stad ze behandelt, zegt Kruijff.
“Behalve over die lui in het Witte Huis” kan David Kruijff (34) niets negatiefs over de stad zeggen. DC doorstaat de test als woonplaats. Klein, overzichtelijk en internationaal georiënteerd. “Het is een soort Den Haag, met al die ministeries en monumenten.”
Toch mist hij iets authentieks. “Mensen zitten hier een paar jaar en trekken dan weer verder. De echte Washingtonian bestaat niet” Dat is een gevolg van het politieke machtscentrum dat DC is. Na iedere verkiezing volgt een volksverhuizing: de verliezers en hun personeel gaan terug naar hun staat en maken plaats voor de winnaars.
Als je bedenkt dat er iedere twee jaar senatoren en afgevaardigenden gekozen worden, is de onrust verklaarbaar. Tel daarbij de komende en vertrekkende medewerkers van de Wereldbank, Het Internationale Monetaire Fonds, tientallen denktanks, ambassades, duizenden studenten en toeristen bij op en de chaos lijkt compleet.
Op straat is daar echter weinig van terug te zien. Met 700.000 inwoners mist DC de hektiek van de miljoenenstad New York. Ook de hoogbouw ontbreekt, omdat ooit besloten is dat niets in de stad hoger mag zijn dan de koepel van het Capitol. De enige uitzondering is het monument voor George Washington. Met zijn 170 meter torent “de Naald” boven alles uit. “Eigenlijk is DC een soort dorp,” zegt Kruijff, “maar dan wel met werelduitstraling.” Iets waaraan hij iedere dag herinnerd wordt als hij op weg naar zijn werk het Witte Huis passeert.
Kruijff werkt als microfinance consultant bij de International Finance Corporation (IFC), onderdeel van de Wereldbank, en woont sinds een jaar in DC. De combinatie van IFC's goede reputatie, expertise en internationale medewerkers maakt het bedrijf tot een perfecte werkgever. “Het is het Walhalla van microfinance,” zegt hij; iets waar hij sinds zijn eerste kennismaking met deze vorm van ontwikkelingshulp in 1990 verliefd op geworden is. “Het is zo cool om te zien hoe je met kleine projecten mensen kan helpen.”
Daarom stoort de manier waarop Amerikanen met hun minderbedeelden omgaan hem zo. “Dak- en thuislozen worden structureel uit het centrum weggehouden, omdat ze niet in het plaatje passen. Aan de ene kant al die monumenten die de grootsheid van Amerika vertellen en daarnaast een zwerver...dat kan natuurlijk niet. Hoe is dat toch mogelijk in een land dat zo rijk is?”
Op termijn zou hij zich graag in een hulporganisatie verdiepen en ze vanuit zijn eigen expertise helpen, zegt hij, “en in de tussentijd doe ik wat ik kan. Vorig weekend sprak een dakloze mijn vrouw en mij aan op straat. We hebben haar mee naar huis genomen en te eten gegeven.” Het lost het probleem niet op, maar het is beter dan de manier waarop de stad ze behandelt, zegt Kruijff.
Saturday, 3 November 2007
Presidentiële najaarsmode
Geen verkiezing zonder merchandise. Maar wat loopt het beste uit de collectie? Tijd om een rondje te bellen.
De winkel van Senator Barack Obama heeft alles wat je van een kandidaat kan verwachten, maar volgens Kathy ("geen achternaam, graag") verkoopt de Fall Gear het beste.
Zij schat de verkoop van de long sleeves “in de duizenden," maar “zonder uitvoerig onderzoek kan ik geen precieze cijfers geven.” Opvallend detail: de winkel verkoopt speldjes, terwijl Obama's besluit zelf geen Stars and Stripes pin meer te dragen onpatriotistisch zou zijn.
Mitt Gear vliegt weg, zegt Brain Harlen, maar de baseball cap staat ongetwijfeld aan kop. “ Ik heb er zeker meer dan 3,000 verkocht.”
Speldjes en buttons lopen ook lekker, zegt hij, maar de waterfles, die pas sinds kort in de schappen ligt, doet het boven verwachting goed. Harlen is druk met nieuwe items, maar “kan daar nog niets over zeggen. Ik wacht op goedkeuring van het hoofdkantoor.”
Senator John McCain's winkel is moeilijk te vinden via de site; zijn collectie is bovendien de kleinste van alle kandidaten. Ben Olson vertelt eerst dat de stickers de absolute knaller zijn, bedenkt zich en zegt dat “eigenlijk alles heel erg goed loopt.” Meer details kan hij verder niet geven en verwijst voor verdere vragen naar de persafdeling.
Opvallend detail: McCain's autobiografie “Faith of my Fathers” is niet via de site te koop; de DVD wel.
Opvallend tweede detail: McCain verkoopt zijn spullen voor adviesprijzen die niet mis zijn. De aangeraadde prijs voor de DVD is $50,-; voor een petje kan het beste $75,- betaald worden, aldus de site.
Keith Shiry runt zowel de winkel van John Edwards als die van Dennis Kucinich. De voormalig universiteitsprofessor in de politieke wetenschappen en Democratisch zakenman - “ik zou nooit iets Republikeins kunnen verkopen” - weet wat mensen willen. “ The biggest bang for their buck,” oftwel wat het goedkoopste is, verkoopt het best.
Deze regenboog sticker is volgens Shiry populair bij homo's.
Deze button waarschijnlijk niet.
Beide winkels verkopen de usual suspects – buttons, stickers en T-shirts – maar Shiry handelt snel. Als genoeg mensen hem om iets speciaals vragen, belt hij het hoofdkantoor om het item toe te voegen. Tot dusverre hebben ze hem nog nooit iets geweigerd. Hij verwacht binnenkort magnetische bumperstickers in het assortiment op te nemen.
Opvallend detail: Shirey heeft ook de site http://draftgore.com/ opgezet. Via deze site roept hij de oud Vice-President op zich kandidaat te stellen.
Het winkelpersoneel van beide frontrunners Senator Hillary Clinton en Rudy Giuliani weigerden hun best selling item prijs te geven. Dan maar het meest opvallende item uit hun shop.
Voor de kiezer van morgen: de Rudy slab (9 halen, 11 betalen?)
Hillary is de enige kandidaat die spullen onder de kop "Jewelry" verkoopt. Sexistisch of goede marketing?
De winkel van Senator Barack Obama heeft alles wat je van een kandidaat kan verwachten, maar volgens Kathy ("geen achternaam, graag") verkoopt de Fall Gear het beste.
Zij schat de verkoop van de long sleeves “in de duizenden," maar “zonder uitvoerig onderzoek kan ik geen precieze cijfers geven.” Opvallend detail: de winkel verkoopt speldjes, terwijl Obama's besluit zelf geen Stars and Stripes pin meer te dragen onpatriotistisch zou zijn.
Mitt Gear vliegt weg, zegt Brain Harlen, maar de baseball cap staat ongetwijfeld aan kop. “ Ik heb er zeker meer dan 3,000 verkocht.”
Speldjes en buttons lopen ook lekker, zegt hij, maar de waterfles, die pas sinds kort in de schappen ligt, doet het boven verwachting goed. Harlen is druk met nieuwe items, maar “kan daar nog niets over zeggen. Ik wacht op goedkeuring van het hoofdkantoor.”
Senator John McCain's winkel is moeilijk te vinden via de site; zijn collectie is bovendien de kleinste van alle kandidaten. Ben Olson vertelt eerst dat de stickers de absolute knaller zijn, bedenkt zich en zegt dat “eigenlijk alles heel erg goed loopt.” Meer details kan hij verder niet geven en verwijst voor verdere vragen naar de persafdeling.
Opvallend detail: McCain's autobiografie “Faith of my Fathers” is niet via de site te koop; de DVD wel.
Opvallend tweede detail: McCain verkoopt zijn spullen voor adviesprijzen die niet mis zijn. De aangeraadde prijs voor de DVD is $50,-; voor een petje kan het beste $75,- betaald worden, aldus de site.
Keith Shiry runt zowel de winkel van John Edwards als die van Dennis Kucinich. De voormalig universiteitsprofessor in de politieke wetenschappen en Democratisch zakenman - “ik zou nooit iets Republikeins kunnen verkopen” - weet wat mensen willen. “ The biggest bang for their buck,” oftwel wat het goedkoopste is, verkoopt het best.
Deze regenboog sticker is volgens Shiry populair bij homo's.
Deze button waarschijnlijk niet.
Beide winkels verkopen de usual suspects – buttons, stickers en T-shirts – maar Shiry handelt snel. Als genoeg mensen hem om iets speciaals vragen, belt hij het hoofdkantoor om het item toe te voegen. Tot dusverre hebben ze hem nog nooit iets geweigerd. Hij verwacht binnenkort magnetische bumperstickers in het assortiment op te nemen.
Opvallend detail: Shirey heeft ook de site http://draftgore.com/ opgezet. Via deze site roept hij de oud Vice-President op zich kandidaat te stellen.
Het winkelpersoneel van beide frontrunners Senator Hillary Clinton en Rudy Giuliani weigerden hun best selling item prijs te geven. Dan maar het meest opvallende item uit hun shop.
Voor de kiezer van morgen: de Rudy slab (9 halen, 11 betalen?)
Hillary is de enige kandidaat die spullen onder de kop "Jewelry" verkoopt. Sexistisch of goede marketing?
Thursday, 1 November 2007
Verboden in te voeren
De Tweede Kamerdelegatie verwierp tijdens een bezoek aan de Verenigde Staten het verzoek Guantanamo Bay gevangenen over te nemen op morele, politieke en praktische gronden. Door inhoudelijk op het verzoek in te gaan, gingen de Kamerleden voorbij aan het feit dat de Amerikaanse regering geen rechtsgrond heeft hen vast te houden.
De gevangenen in Guantanamo Bay zijn niet veroordeeld. Ze zijn niet in staat van beschuldiging gesteld. Zij zijn criminelen noch krijgsgevangenen, maar bij presidentieel besluit al bijna zes jaar buiten de bestaande rechtsorde geplaatst.
In Nederland is men al geruime tijd kritisch over de gang van zaken op Cuba. De Kamerleden lijken echter een kans gemist te hebben hun gesprekspartners te confronteren met die kritiek en de daaraan ten grondslag liggende jarenlange Amerikaanse manipulatie van de internationale rechtsorde.
Nadat President Bush de aanslagen van 11 september, 2001 een “an act of war” noemde, beschouwde zijn regering de verantwoordelijken niet als gewone criminelen. Hun misdaad was daarvoor te zwaar en federale rechters zouden ongeschikt zijn over hen te oordelen. Vanaf het moment dat de eerste gevangenen in 2002 in Guantanamo Bay arriveerden, werden vragen van mensen- en burgerrechtenorganisaties over hun juridische status afgedaan met het argument dat Amerikaanse rechtbanken geen jurisdictie hebben op Cuba. Het Amerikaanse Hooggerechtshof wees dit argument in 2004 af omdat de VS Guantanamo Bay sinds 1903 voor eeuwig van Cuba least.
De regering riep daarop, met een beroep op de staatsveiligheid, militaire tribunalen in het leven, waar gevangenen achter gesloten deuren gehoord konden worden. Men wilde voorkomen dat zij de op hen toegepaste verhoortechnieken openbaar zouden maken. Deze technieken – onder andere waterboarding (een methode waarbij een verdrinkingsgevoel wordt nagebootst) - waren vanwege hun effectiviteit tot staatsgeheim verklaard. Als Al Qaida achter die technieken kwam zouden andere terroristen daarop getraind kunnen worden.
Dat het toepassen van deze technieken volgens de V.N. Conventie Tegen Marteling gelijk staat aan martelen, onderving de regering door de definitie van marteling te vernauwen. Aangezien de Geneefse Conventie – waaraan de VS op basis van nationale wetgeving gebonden is – uitgaat van dezelfde definitie als de V.N., zou het toepassen van deze nieuwe technieken tot een internationaal vervolgbare oorlogsmisdaad leiden.
Om ook dit te omzeilen stelde men dat de gedetineerden geen krijgsgevangenen in de klassieke zin zouden zijn, maar “vijandelijke strijders.” Bij het opstellen van de Conventie was met hen geen rekening gehouden en zodoende konden zij geen aanspraak maken op haar bescherming. Het Amerikaanse Hooggerechtshof wees ook dit argument van de hand en oordeelde in 2006 dat de Conventie ook voor vijandelijke strijders geldt.
President Bush trok opnieuw zijn trukendoos open en introduceerde de Military Commissions Act (MCA) en een nieuwe juridische term, “de onwettige vijandelijke strijder.” Deze wet zet de Geneefse Conventie opnieuw buitenspel en geeft de president het privilege te beoordelen wie onwettige vijandelijke strijders zijn.
De MCA legitimeert ook dat Guantanamo Bay gevangenen het grondwettelijke recht ontzegd wordt om binnen een redelijke termijn van een rechter te horen waarom zij gevangen zijn. Dit recht van habeas corpus – al vastgelegd in de Magna Charta (1215) – voorkomt dat mensen opgesloten worden zonder rechtsgrond. De vraag of de MCA op dit punt in strijd is met de Grondwet neemt het Amerikaanse Hooggerechtshof in december in behandeling.
Ook als de MCA ongrondwettelijk wordt verklaard, is daarmee het onrecht dat de gevangenen is aangedaan niet uit de wereld. De regering Bush plaatste de War on Terror in 2001 bewust buiten de internationale rechtsorde en sloot sindsdien iedereen buiten met ondeugdelijk juridisch kunst- en vliegwerk. Nu de druk om de gevangenis te sluiten verder toeneemt, worden bondgenoten aangespoord een helpende hand te bieden.
Nederland dient, zolang de Amerikaanse regering het juridisch vacuüm wil handhaven en geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor de psychische, sociale en financiële schade van de gevangenen, er niet één toe te laten. De Kamerleden hadden het verzoek hierom zonder meer moeten afwijzen in plaats van zich tot inhoudelijke bezwaren te laten verleiden.
De gevangenen in Guantanamo Bay zijn niet veroordeeld. Ze zijn niet in staat van beschuldiging gesteld. Zij zijn criminelen noch krijgsgevangenen, maar bij presidentieel besluit al bijna zes jaar buiten de bestaande rechtsorde geplaatst.
In Nederland is men al geruime tijd kritisch over de gang van zaken op Cuba. De Kamerleden lijken echter een kans gemist te hebben hun gesprekspartners te confronteren met die kritiek en de daaraan ten grondslag liggende jarenlange Amerikaanse manipulatie van de internationale rechtsorde.
Nadat President Bush de aanslagen van 11 september, 2001 een “an act of war” noemde, beschouwde zijn regering de verantwoordelijken niet als gewone criminelen. Hun misdaad was daarvoor te zwaar en federale rechters zouden ongeschikt zijn over hen te oordelen. Vanaf het moment dat de eerste gevangenen in 2002 in Guantanamo Bay arriveerden, werden vragen van mensen- en burgerrechtenorganisaties over hun juridische status afgedaan met het argument dat Amerikaanse rechtbanken geen jurisdictie hebben op Cuba. Het Amerikaanse Hooggerechtshof wees dit argument in 2004 af omdat de VS Guantanamo Bay sinds 1903 voor eeuwig van Cuba least.
De regering riep daarop, met een beroep op de staatsveiligheid, militaire tribunalen in het leven, waar gevangenen achter gesloten deuren gehoord konden worden. Men wilde voorkomen dat zij de op hen toegepaste verhoortechnieken openbaar zouden maken. Deze technieken – onder andere waterboarding (een methode waarbij een verdrinkingsgevoel wordt nagebootst) - waren vanwege hun effectiviteit tot staatsgeheim verklaard. Als Al Qaida achter die technieken kwam zouden andere terroristen daarop getraind kunnen worden.
Dat het toepassen van deze technieken volgens de V.N. Conventie Tegen Marteling gelijk staat aan martelen, onderving de regering door de definitie van marteling te vernauwen. Aangezien de Geneefse Conventie – waaraan de VS op basis van nationale wetgeving gebonden is – uitgaat van dezelfde definitie als de V.N., zou het toepassen van deze nieuwe technieken tot een internationaal vervolgbare oorlogsmisdaad leiden.
Om ook dit te omzeilen stelde men dat de gedetineerden geen krijgsgevangenen in de klassieke zin zouden zijn, maar “vijandelijke strijders.” Bij het opstellen van de Conventie was met hen geen rekening gehouden en zodoende konden zij geen aanspraak maken op haar bescherming. Het Amerikaanse Hooggerechtshof wees ook dit argument van de hand en oordeelde in 2006 dat de Conventie ook voor vijandelijke strijders geldt.
President Bush trok opnieuw zijn trukendoos open en introduceerde de Military Commissions Act (MCA) en een nieuwe juridische term, “de onwettige vijandelijke strijder.” Deze wet zet de Geneefse Conventie opnieuw buitenspel en geeft de president het privilege te beoordelen wie onwettige vijandelijke strijders zijn.
De MCA legitimeert ook dat Guantanamo Bay gevangenen het grondwettelijke recht ontzegd wordt om binnen een redelijke termijn van een rechter te horen waarom zij gevangen zijn. Dit recht van habeas corpus – al vastgelegd in de Magna Charta (1215) – voorkomt dat mensen opgesloten worden zonder rechtsgrond. De vraag of de MCA op dit punt in strijd is met de Grondwet neemt het Amerikaanse Hooggerechtshof in december in behandeling.
Ook als de MCA ongrondwettelijk wordt verklaard, is daarmee het onrecht dat de gevangenen is aangedaan niet uit de wereld. De regering Bush plaatste de War on Terror in 2001 bewust buiten de internationale rechtsorde en sloot sindsdien iedereen buiten met ondeugdelijk juridisch kunst- en vliegwerk. Nu de druk om de gevangenis te sluiten verder toeneemt, worden bondgenoten aangespoord een helpende hand te bieden.
Nederland dient, zolang de Amerikaanse regering het juridisch vacuüm wil handhaven en geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor de psychische, sociale en financiële schade van de gevangenen, er niet één toe te laten. De Kamerleden hadden het verzoek hierom zonder meer moeten afwijzen in plaats van zich tot inhoudelijke bezwaren te laten verleiden.
Subscribe to:
Posts (Atom)