Thursday 31 January 2008

De rollen zijn omgedraaid

Het debat van gisteravond tussen de twee Democratische presidentskandidaten was van historische waarde. Maar niet omdat de kandidaat sowieso een minderheid gaat worden.

Het eerste wat Hillary Clinton en Barack Obama gevraagd werd was om de verschillen tussen hun politieke visie te benoemen. Tijdens het antwoord van zowel Obama als Clinton bleek dat die niet erg groot zijn. Zij zijn allebei voor een voor iedereen betaalbare ziektekostenverzekering; ze willen allebei zo snel mogelijk de troepen uit Irak terug trekken; en beiden gaan zich sterk maken om iedereen het presidentschap van George Bush zo snel mogelijk te laten vergeten.

De kandidaten spraken met en over elkaar met respect, vielen elkaar niet in de rede en niemand gooide met modder. Hoewel er verschillen zijn, zal het voor de aanhangers van de verliezer niet moeilijk zijn zich achter de uiteindelijke winnaar te scharen.

Die eensgezindheid in de Democratische partij is historisch ongekend; wat echter zo mogelijk nog ongekender is is de verdeeldheid in de Republikeinse partij. Normaal gesproken is de Grand Old Party een baken van eenheid. Conservatief, Christelijk, voor het gezin, tegen het homohuwelijk en vol wantrouwen tegen belastingen en global warming.

Maar met Mitt Romney en John McCain staan de tegenstellingen in de partij opeens in vol daglicht. Romney doet het goed bij de Christelijke oerconservatieven. Hij ziet het gezin als de steunpilaar van de samenleving en laat kans onbenut om zijn kwaliteiten als behoudende zakenman te propageren.

McCain is de vechtjas. Hij stelt zich op als de aangewezen man in de War on Terror; de man die zich zijn hele leven in dienst van het land heeft gesteld, terwijl Romney bezig was zijn zakken te vullen. Maar McCain is overtuigd van de ernst van global warming; met zijn "straight talk campaign" heeft hij Amerikaanse arbeiders tegen de schenen geschopt door te stellen dat sommige banen die naar lage-lonen-landen zijn vertrokken, niet meer terug komen.












Binnen de liberale tak van de Republikeinse partij is de steun van gouveneur Arnold Schwarzenegger en de voormalige presidentskandidaat Rudy Giuliani met gejuich ontvangen. De conservatieven gruwen echter van die endorsements. Giuliani is met zijn twee ex-vrouwen en vermeende losbandige liefdesleven niet het voorbeeld waar ze naar zoeken. Schwarzenegger doet het als Republikein weliswaar goed in het Democratische bolwerk Californie, maar alleen door ver - volgens sommigen te ver - naar de Democraten over te hellen.

En daarmee zijn de rollen omgedraaid. Binnen de Republikeinse partij denken velen er al over thuis te blijven tijdens de presidentsverkiezingen in november als hun favoriete kandidaat de nominatie misloopt. Zij zien liever een Democraat winnen dan een Republikein waar ze niet 100 procent achter staan. Dankzij die tot nu ongekende verdeeldheid is het zo goed als zeker dat wij gisteravond tijdens het Democratische debat de nieuwe president in actie hebben gezien, wie van de twee het ook wordt.

Wednesday 30 January 2008

Ouderdom komt met gebreken

Het veld is terug gebracht tot vier serieuze kandidaten en de handschoenen gaan nu echt uit. Kandidaten vallen elkaar's ras, geslecht en geloof aan. De vraag is wanneer John McCain aan de beurt is.

De Democraten waren er al langer mee bezig. Volgens Bill Clinton stelde de overwinning van Barack Obama in South Carolina niet zoveel voor, omdat hij slechts dankzij de zwarte stemmers zou hebben gewonnen. De voormalige president zei het niet met zoveel woorden, maar hij vergeleek Obama met Jesse Jackson, een andere zwarte kandidaat die alleen bij andere negers goed scoorde.

Eerder werd Hillary Clinton er al van beschuldigd haar vrouw-zijn te hebben gebruikt door vlak voor haar overwinning in New Hampshire een traan weg te pinken. Een typische vrouwenactie was het commentaar van sommige tegenstanders.

Mitt Romney wordt al vanaf het begin van zijn campagne op zijn geloof aangesproken. Krantenkoppen als "A Mormom in the White House" en "Is America Ready for a Mormon President?" gaan dieper in op zijn persoonlijke overtuiging dan op zijn kwaliteiten als politicus.

John McCain is tot nu toe de dans ontsprongen. Als blanke, Christelijke man lijkt er minder op hem aan te merken dan op een neger, vrouw of Mormoon. Maar het kan niet lang duren voordat ook hij aan de beurt is. McCain is namelijk verreweg de oudste presidentskandidaat ooit. Op 29 augustus wordt hij 72.

Zijn tegenstanders zullen dat binnenkort tegen hem gaan gebruiken. Zijn fysieke gestel zal in twijfel worden getrokken en, als het spel echt hard gaat worden, zullen zij vragen over zijn geestelijke gezondheid gaan stellen. De zes jaar die McCain als krijgsgevangene in Vietnam doorbracht zal daarbij ook een rol gaan spelen. McCain is in die tijd namelijk gemarteld en wat zal het effect daarvan zijn? Is het land klaar voor een oude man met oorlogstrauma's? Kan Amerika het risico nemen een president te kiezen die oud genoeg is om dement te zijn?

Nadat the race card, the gender card en the faith card zijn gespeeld is het slechts een kwestie van tijd voordat de age card op tafel komt.

Thursday 17 January 2008

Zieke communicatie

Amerikaanse medicijnmakers zijn begaan met het lot van hun patienten. Zolang ze tenminste ziek genoeg zijn om de angstaanjagende farmaceutische reclames te geloven.

De Amerikaanse farmaceutische industrie geeft jaarlijks twee keer meer uit aan marketing dan aan R&D, blijkt uit een recent onderzoek. Nu lijkt $60 miljard voor promotie veel geld, maar de tijd dat medicijnen zichzelf verkochten is voorbij. Voor alles bestaat inmiddels een vaccin en levensbedreigende ziektes zijn zo goed als genezen. Dat is prachtig nieuws, behalve als je een farmaceutische fabriek hebt. Om je bedrijf gezond te houden heb je patiënten nodig.

Gelukkig werkt het systeem mee: één op de zeven Amerikanen is onverzekerd. Voor hen is voorkomen niet alleen beter dan genezen. Het is de enige oplossing die ze kunnen betalen. Recepten, spreekuren en controles zijn onbetaalbare luxeproducten. Bij gebrek aan professionele hulp moeten deze mensen zelf voor dokter spelen; en de farmaceutische industrie is zo vriendelijk deze amateur artsen met de diagnose te helpen.

Als een leek denkt dat hij gewoon wat kriebel heeft, vertellen de marketeers van de farmaceutische industrie dat het Winter Itch Allergy is; als iemand `s avonds in bed met zijn benen beweegt, is dat Restless Leg Syndrome; en een schraal gevoel aan je voeten is een Athlete’s Foot.

Dit zijn stuk voor stuk ongemakken en symptomen waar men vroeger achteloos de schouders over ophaalde. Maar omdat de farmaceutische industrie graag medicijnen tegen deze kwalen aan de man wil brengen, worden miljarden gespendeerd om ze als ernstige ziektes met potentieel dodelijke gevolgen te positioneren. Hoe meer alle 47 miljoen onverzekerde Amerikanen als allesvrezende hypochonders door het leven gaan, des te groter is hun behoefte aan geneesmiddelen.

Zo bekeken is het logisch dat medicijnmakers meer geld aan marketing dan aan onderzoek uitgeven. Iemand genezen is makkelijk; mensen ziek maken, dat is de kunst.

Wednesday 16 January 2008

En dat is drie

Mitt Romney heeft eindelijk zijn overwinning te pakken en na drie voorverkiezingen heeft de Republikeinse partij evenveel winnaars. Democraten genieten ondertussen van die onderlinge verdeeldheid.

Voor Romney was de overwinning deze week hard nodig. Een jaar lang richtte hij zijn gelikte campagne en dito strategie op Iowa, New Hampshire en Michigan. De voormalige gouverneur van Massachusetts en multimiljonair spendeerde een veelvoud van zijn tegenstanders en legde miljoenen uit zijn eigen zak bij.

Maar het liep anders dan gepland. In Iowa kwam Mike Huckabee uit het niets die het goud brutaal voor zijn neus wegkaapte. Romney ging een ietwat aangeslagen maar vol goede moed richting New Hampshire om daar door John McCain bestolen te worden.

De Mitt Express werd daarop bijgesteld. Romney veranderde zijn boodschap, verklaarde zich tot "an agent of change" en hamerde in het door economische crises geplaagde Michigan op zijn talent als zakenman. Vol jeugdsentiment vertelde hij over zijn jonge jaren in de staat en hij greep het gouverneurschap van zijn vader in de jaren zestig aan om kiezers over te halen weer een Romney te steunen. En met succes; hij versloeg Huckabee en McCain en hij lijkt eindelijk op de goede weg naar te zitten.

Maar er zit een luchtje aan zijn overwinning. Democraten zouden in eerste instantie op dezelfde dag voorverkiezingen in Michigan houden, maar die gingen door een ruzie tussen de landelijke partijtop en de lokale Democratische partij anders dan gepland. De Democratische kandidaten, met uitzondering van Hillary Clinton, hadden namelijk na de ruzie besloten Michigan te boycotten.

Niet-partij gebonden inwoners van Michigan die op een andere Democraat dan Clinton wilden stemmen leken geen kant op te kunnen. Maar als ze hun favoriet niet sterker konden maken, konden ze hun uiteindelijke tegenstander - de Republikeinse presidentskandidaat, wie dat ook mag worden - zwakker maken. Supporters van Barack Obama en John Edwards in Michigan riepen daarom onafhankelijke, pro-Democratische kiezers Romney te steunen. Zo zou de Republikeinse partij zich niet eensgezind achter McCain of Huckabee kunnen opstellen, maar verder verdeeld raken. De hoop is dat Republikeinse kandidaten daardoor nog langer bezig zijn met modder naar elkaar te gooien en dat geen van hen zijn blik al op de eindstrijd kan richten.

De Amerikaanse politiek met twee partijen lijkt simpel, maar in een democratie waar zoveel tientallen miljoenen een stem hebben en waar kiezers bereid zijn tot dergelijke strategische Realpolitik is die visie te kort door de bocht.

Tuesday 15 January 2008

New Dick

De vraag wie de volgende president wordt houdt iedereen al meer dan een jaar bezig. Maar achter de schermen is men ongetwijfeld bezig met de opvolging van de echte machthebber van de Bush regering.

Het ambt van vice president - of veep - heeft lang een tegenstrijdig karakter gehad. Hoewel de vice president "only one heartbeat away" is van het presidentsschap (als de president sterft, neemt hij het over; de reden dat de president en de vice president nooit in hetzelfde vliegtuig zitten), werd het ambt en de persoon erachter nooit hoog ingeschat. John Nance Garner, vice president van 1933 tot 1941, zei ooit dat de functie "not a pitcher of warm piss" waard was. Vice president Dan Quayle (1988-1992) werd als het prototype veep beschouwd toen hij tijdens een bezoek aan een kleuterschool het woord "potato" verkeerd op het bord schreef.

Lange tijd vulden vice presidenten hun dagen met ceremoniele taken. Sinds de Tweede Wereldoorlog is het voornamelijk een voorbereiding op een eigen gooi naar het presidentsschap. Lyndon Johnson en Gerald Ford brachten het onverwacht tot het Witte Huis door de dood van John F. Kennedy en het opstappen van Richard Nixon, maar aan de regeerperiode van Harry Truman, dezelfde Nixon en George H.W. Bush ging een lange tijd van wachten vooraf. Maar zoals Hubert Humphrey, Walter Mondale en Al Gore kunnen bevestigen, het vice presidentsschap was nooit een garantie voor echte macht.

Totdat Dick Cheny op het toneel verscheen. Hij heeft de vice presidentiele bevoegdheden naar nieuwe hoogten gevoerd. Bijgenaamd Darth Vader geldt hij als architect achter alles wat president Bush doet. Daarom is hij ook de eerste vice president in 80 jaar die geen gooi naar het Witte Huis doet: hij heeft in de afgelopen jaren alles - en meer - kunnen doen dan wat hij als president ooit had kunnen bereiken. Er is de afgelopen jaren namelijk geen beslissing genomen zonder dat hij tot aan zijn ellebogen in de pap zat. De War on Terror, het afluisteren van Amerikanen, de massavernietigingswapens van Saddam, Irak, zware CIA ondervragingstechnieken, Enron, Guantanamo Bay, Plamegate, Haliburton contracten en het pardon voor Scooter Libby, alles ademde zijn aanwezigheid.

De presidentskandidaten zijn op dit moment nog druk met zichzelf bezig, maar achter de schermen wordt ongetwijfeld over running mates nagedacht. En dat is, gezien die hoeveelheid macht die hij of zij gaat erven, zeker geen vraag die tot het laatst kan worden uitgesteld.

Thursday 10 January 2008

The People's Right to Know

De Amerikaanse pers raakt niet uitgepraat over Hillary Clinton's onverwachte overwinning in New Hampshire. Maar dat de media in de dagen voor de verkiezingen hun publiek verkeerd informeerden, daar hoor je ze niet over.

In de dagen tussen de Iowa caucus en de primary in New Hampshire gaven peilingen Barack Obama vijf tot 15 procent voorsprong op Clinton. De voorpagina’s riepen dat hij recht op de Democratische nominatie afstevende en onverslaanbaar was. Journalisten en opiniepeilers struikelden ondertussen over elkaar om Clinton’s campagne dood te verklaren.

Die conclusie bleek voorbarig toen de eerste uitslagen binnenkwamen. Obama's knockout veranderde in een gelijkspel; daarna nam Clinton de leiding en die gaf ze niet meer uit handen. Waar Obama volgens de peilingen 39 procent van de stemmen had moeten pakken, bleef hij steken op 36 procent. Clinton schaarde in plaats van de voorspelde 29 procent, 39 procent van de stemmers achter zich.

De volgende dag zag de pers het licht. Natuurlijk had Clinton gewonnen. Tijdens het laatste debat sprak ze als enige over de economie. Het moment dat ze zich met betraande ogen bloot gaf was doorslaggevend geweest. Obama kon ook helemaal niet winnen, want hij gedroeg zich na Iowa te zelfverzekerd door te denken dat hij de doorgewinterde politica wel eventjes zou verslaan.
Want we hebben het hier wel over Hillary Rodham Clinton, de voormalige First Lady van de nog steeds immens populaire Bill Clinton. Hillary, de vrouw van de Comeback Kid, de eerste Democratische president sinds Franklin Roosevelt die twee termijnen uitdiende. Het idee dat zij na één miezerige caucus verslagen zou zijn was belachelijk.

Deze voorverkiezing was zeker niet de eerste keer dat de pers er naast zat met de peilingen. In 1936 schreef the Readers' Digest dat de Republikein Alfred Landon de zittende president Roosevelt op zijn sloffen zou verslaan. Het blad had een goede reputatie als peiler opgebouwd door de winnaars van de verkiezingen in 1916, 1920, 1924, 1928, en 1932 correct te voorspellen, en was op dat moment de toonaangevende autoriteit. Totdat met Roosevelt’s winst bleek dat die gave meer op geluk dan op wijsheid was gebaseerd.

De strijd in 1948 tussen de zittende president Harry Truman en Thomas Dewey was volgens de media een gelopen race, want hoofdredacties vertrouwden op de cijfers van de Gallup polls. Gebaseerd op die voorspellingen - en erop gebrand hun deadlines te halen - dacht een aantal kranten op de feiten vooruit te kunnen lopen.

Op de foto houdt de uiteindelijke winnaar Truman triomfantelijk The Chicago Daily Tribune omhoog met de kop " Dewey Defeats Truman."

Maar zelfs in 2008 - waarin opiniepeilers wetenschappers zijn en peilingen big business - heeft de pers het dus nog wel eens bij het verkeerde eind. Het is echter vreemd dat, daar waar normaal gesproken correcties en excuses volgen, fouten die op onjuiste peilingen zijn gebaseerd onbesproken blijven. De Washington Post wijdt twee pagina’s aan Clinton’s winst, maar spreekt met geen woord over de onjuiste informatie die krant een dag eerder op de voorpagina publiceerde. Andere grote Amerikaanse kranten en de televisie journalistiek hanteren dezelfde strategie.

De enige feiten in verkiezingstijd zijn de uitslagen; maar om de horserace spannend te houden presenteert men opiniepeilingen als de waarheid. De media begeven zich hiermee op gevaarlijk terrein, omdat ze het nieuws niet langer verslaan maar zelf maken; en zodoende grote invloed op het publiek hebben. Wie die verantwoordelijk wil nemen, moet die volledig dragen. Het achteraf negeren van eigen fouten of die nonchalant afdoen als toevallige gebeurtenissen zonder gevolgen is een te lichtzinnige benadering van een proces waarin zoveel op het spel staat.

Tuesday 8 January 2008

The Greatest Show on Earth

Eén caucus, twee winnaars, een Democratische top drie en vier Republikeinen. Vijf dagen na Iowa staat vast dat alles nog mogelijk is. Ondertussen geniet Amerika geniet van "The Greatest Show on Earth."

Voor een volk dat zo dol op zichzelf is, is er eigenlijk weinig dat Amerikanen bindt. Een korte geschiedenis, voorouders uit iedere uithoek van de wereld en - letterlijk en figuurlijk - onoverbrugbare afstanden. Natuurlijk, iedereen betaalt met de dollar, viert the Fourth of July en wappert met de vlag, maar is dat genoeg om een band te scheppen tussen een maisboer uit Idoha en een Wall Street banker? Zijn de Texaanse cowboy en de kunstschilder uit San Fransico niet alleen op papier landgenoten?

Amerikanen delen eigenschappen. Ze houden van gemak; voor de een betekent dat kunnen terugvallen op een overheid, voor de ander is het de vrijheid om alles zelf te kunnen regelen. Iedereen wil veiligheid; en daarom wordt wapenbezit zowel verdedigd als verguisd. Mensen zijn sportfanaat, maar steunen alleen teams uit hun eigen stad of staat.

De momenten waarop heel Amerika zich echt één voelt zijn dun gezaaid. Na de Tweede Wereldoorlog is een overwinning van het Amerikaanse leger nooit meer uitbundig gevierd. De maanlanding werd als "Hollywood productie" met scepsis ontvangen. Het nieuwe millenium was voor velen in het rijkste land ter wereld een moment om stil te staan bij de groeiende onderlinge verschillen. Het lijkt of alleen tragiek Amerika verbroedert, want nooit was het land zo eensgezind als na 11 september, 2001, de moord op president Kennedy of de aanval op Pearl Harbor.

Grote uitzondering zijn de presidentsverkiezingen. Nergens wordt dat politieke spektakel zo uitbundig gevierd als in de langst lopende democratie van de wereld. Het idee dat iedereen die hier geboren wordt kans maakt om de belangrijkste persoon op de planeet te worden bindt Amerikanen in een diep nationalistisch saamhorigheidsgevoel. En zo lang de race open is, is iedere kandidaat - hoe onwaarschijnlijk zijn gooi naar het presidentsschap ook is- een winnaar. Supporters komen samen in kerken, kroegen en huiskamers om de debatten en de uitslagen van de verkiezingen te volgen; en op straat struikel je over de buttons, T-shirts, tuinborden en bumperstickers.












En dit jaar worden liefhebbers helemaal verwend. Kandidaten begonnen een jaar eerder dan normaal campagne te voeren; New Hampshire zat nog nooit zo dicht op de caucus in Iowa, die nog nooit zo vroeg gehouden werd. Nooit eerder planden zoveel staten hun voorverkiezingen op één en dezelfde dag, die voor de gelegenheid tot Super Duper Tuesday is omgedoopt; en ondertussen is de historische strijd tussen twee minderheden om de Democratische nominatie nog in volle gang en maken ten minste vier Republikeinen kans hun partij in november te vertegenwoordigen.

Waar de rest van de wereld het wereldkampioenschap voetbal nodig heeft om tot vergelijkbare gekte te komen, heeft men hier aan zoiets schijnbaar saais als een verkiezing genoeg. Maar de manier waarop Amerikanen daar samen invulling aan geven is een absolute rechtvaardiging van de term "The Greatest Show on Earth."

Monday 7 January 2008

Spare some change

Het toverwoord van de Amerikaanse campagnes is "change." Hoewel het woord altijd valt in verkiezingstijd, is het in 2008 meer dan politieke retoriek alleen.

John McCain noemt zichzelf "an agent of change;" Mitt Romney zegt dat " we're not going to change Washington by sending back the same old faces;” en Barack Obama's succes is voor een groot deel gebaseerd op zijn verlangen tot politieke verandering.

De roep om verandering is niet nieuw. Iedere president wordt na vier jaar uitgedaagd door een hervormer; en na acht jaar moet de zittende partij zich helemaal voorbereiden op een veranderingsoffensief. Deze gevechten zijn duidelijk terug te zien in iedere president sinds Jimmy Carter (1976-1980). Zijn eerlijkheid was een reactie op het corrupte beleid van Richard Nixon (1968-1974). De harde politiek van Ronald Reagan (1980-1988) was het gevolg van Carter's softe aanpak. De saaie George H.W. Bush (1988-1992) werd weggevaagd door het energieke enthousiasme van Bill Clinton (1992-2000) wiens losbandige prive-leven ruimte gaf voor de New born Christian normen en waarden van George W. Bush.

Maar dit jaar gaat het niet slechts om verandering als reactie op president Bush. Zijn beleid - eenzijdig gericht op Republikeinen - begon namelijk al in 1994, nadat de Democraten de meerderheid in het Amerikaanse Congres verloren hadden. In de zes jaar voordat president Bush de verkiezingen won, bereidden Republikeinen een revolutie voor die moest uitmonden in langdurige Republikeinse overheersing van de Amerikaanse politiek.

Het idee was simpel: wie in een democratie iets gedaan wil krijgen, heeft aan de helft plus één genoeg. In plaats van samenwerken met Democraten, legden Republikeinen de nadruk op het versterken van de eigen basis. Verkiezingen gingen niet langer om het winnen van zoveel mogelijk stemmen, maar om zoveel mogelijk conservatieve stemmen. In plaats van breed koos met voor verdiepend beleid om zo een langdurige samenwerking met Conservatief Amerika aan te gaan.

Deze theorie - het geesteskind van president Bush' voormalige adviseur Karl Rove - werkte tijdens de verkiezingen in 2002 en 2004. Vrijwilligers gingen op zoek naar de "onwaarschijnlijke Bush en Republikeinse partij stemmer;" een abortus tegenstander in San Francisco, een zwarte conservatief; een Latino met een eigen onderneming.

Om de neuzen binnen de Republikeinse partij dezelfde kant op te houden, werd van iedere senator en afgevaardigde absolute gehoorzaamheid geeist. Wie als te liberaal werd gezien, door bijvoorbeeld soms met de Democraten mee te stemmen, kon tijdens verkiezingen uitgedaagd worden door een meer behoudende partijgenoot.

Tot de Congresverkiezingen van 2006 werkte deze politiek voor de Republikeinen; maar zodra Bush presidentschap scheuren begon te vertonen, viel het hele systeem als een kaartenhuis in elkaar. De lang genegeerde minderheid - die president Bush's bloed inmiddels kon drinken - trommelde zoveel medestanders op dat de Democraten de meerderheid terug wonnen. Veel senaats- en afgevaardigden zetels waar vroeger conservatieve Republikeinen zaten werden overgenomen door liberale Democraten, waardoor de tegenstellingen verder verscherpt werden; en vandaag de dag gunnen de partijen elkaar het licht in de ogen niet.

De problemen waar Amerika zich mee geconfronteerd ziet zijn te groot om vanuit één politieke optiek te benaderen, laat staan op te lossen. De volgende president kan het samenbrengen van beide kanten niet slechts als een reactie op president Bush' eenzijdige beleid opvoeren. Het moet een speerpunt van zijn (of haar) politieke agenda worden.

Thursday 3 January 2008

Biertje? Sir, no, sir!

De Amerikaanse leeftijdgrens om alcohol te kopen moet aangepast worden. Wie oud genoeg is om soldaat te worden, is oud genoeg om een biertje te bestellen.

Als het aan Mark Pettis, een Republikeinse afgevaardigde uit Wisconsin, ligt wordt de leeftijd waarop Amerikanen alcohol mogen kopen verlaagd van 21 tot 18 jaar. Tenminste, als ze in het leger zitten. "We behandelen deze jonge mannen en vrouwen als volwassenen als ze aan het vechten zijn. En zodra ze thuis zijn, behandelen we ze weer als teenagers."

Dit is niet de eerste keer dat deze discussie wordt gevoerd. Tijdens de Vietnam oorlog gingen veel soldaten zich in Zuid-Oost Azie aan drank (en drugs) te buiten om na thuiskomst weer aan de cola te moeten. De discussie liep toen op niets uit en in 1984 werd een wet aangenomen waarbij 21 als de leeftijd werd gesteld om alcohol te mogen kopen: de hoogste minimum leeftijd ter wereld. Staten die zich niet aan deze wet houden, lopen het risico gekort te worden op federale subsidies als zij zich niet aan deze wet houden.

Maar Pettis gaat het dus toch weer proberen. Wie verantwoordelijk op zijn 19de met een tank van $10 miljoen kan omgaan, kan ook best met een biertje vertrouwd worden, is zijn redenering. Hij moet echter wel eerst aantonen dat het verlagen van de leeftijd niet tot meer alcoholgebruik gaat leiden; en om dat te bewijzen moet hij onderzoek waarvoor hij eerst federale goedkeuring nodig heeft, omdat zijn staat anders beboet kan worden.

Zijn plan is bij voorbaat door de Mothers Against Drunk Driving afgeschoten. Deze lobby organisatie wijst op cijfers waaruit blijkt dat het aantal dodelijke verkeersongelukken waaraan alcohol te pas kwam drastisch is gedaald sinds de invoering van de wet. Bovendien, aldus de MADD directeur, zijn de hersens pas op 21jarige leeftijd volledig ontwikkeld. "Het is dus voor hun eigen bestwil."

Interessanter dan wat beide kanten vertellen, is wat ze niet zeggen. Volgens Pettis zijn niet-soldaten van onder de 21 - ondernemers, medicijnenstudenten, filmsterren, life guards - niet verantwoordelijk. Een duur wapen is kennelijk meer waard dan een miljoenenbedrijf, een internationale carriere of een mensenleven. Volgens MADD zijn onderontwikkelde hersens niet bestand tegen drank, maar dus geen enkel bezwaar om deel te nemen aan gevechtssituaties.

Wie oud genoeg is om te vechten, zou inderdaad oud genoeg moeten zijn om een biertje te kunnen bestellen; maar dat kan ook op een andere manier bereikt worden dan het verlagen van de minimumleeftijd om alcohol te kopen. Voorlopig lijkt echter niemand zich aan die discussie te willen wagen.

Huckabee's goede voornemen

Iedere vier jaar breken Amerikaanse presidentskandidaten hun belofte een schone campagne te voeren. Dit jaar lijkt Republikein Mike Huckabee die vicieuze cirkel te doorbreken.

Huckabee vertelde deze week op een persconferentie dat hij een negatieve advertentie over zijn rivaal Mitt Romney niet zou gaan gebruiken. Staand voor een scherm met “Enough is Enough” legde de voormalige gouverneur van Arkansas uit dat hij de advertentie had teruggetrokken omdat hij genoeg heeft van alle politieke negativiteit.

“Ik wil mezelf en de kiezers recht in de ogen kunnen blijven kijken,” zei hij op serieuze toon. Huckabee's campagneteam had de reclame – waarin Romney als pro-abortus geldverkwister wordt afgeschilderd – gemaakt als reactie op de vele negatieve advertenties van Romney over Huckabee.

De aanwezigen op de persconferentie hadden het gevoel iets bijzonders mee te maken. Een kandidaat die zich aan zijn woord houdt en niet mee doet aan de onder-de-gordel-communicatie, dat hadden ze nog nooit eerder gezien.

Terwijl Huckabee nog stond na te gloeien van zijn onbaatzuchtige actie restte hem nog één ding. Hij moest de advertentie laten zien. Niet om zijn rivaal in een kwaad daglicht te zetten, zo verzekerde hij zijn publiek, maar om te bewijzen dat de advertentie echt bestaat en meer is dan het onderwerp van een persconferentie over zelfopoffering. En, zo voegde hij eraan toe, hij hoopte dat daarna iedereen de advertentie zo snel mogelijk zou vergeten.

Dat is gek genoeg niet gelukt. Dankzij de aanwezige journalisten is Huckabee's creatieve actie in alle talkshows, nieuwsprogramma's en blogs besproken; en de advertentie is inmiddels duizenden keren op YouTube bekeken. Als het op negativiteit aankomt hoeven we niets nieuws te verwachten van de campagne van 2008; wat de creativiteit betreft kon het wel eens een interessant jaar worden.