Thursday, 10 January 2008

The People's Right to Know

De Amerikaanse pers raakt niet uitgepraat over Hillary Clinton's onverwachte overwinning in New Hampshire. Maar dat de media in de dagen voor de verkiezingen hun publiek verkeerd informeerden, daar hoor je ze niet over.

In de dagen tussen de Iowa caucus en de primary in New Hampshire gaven peilingen Barack Obama vijf tot 15 procent voorsprong op Clinton. De voorpagina’s riepen dat hij recht op de Democratische nominatie afstevende en onverslaanbaar was. Journalisten en opiniepeilers struikelden ondertussen over elkaar om Clinton’s campagne dood te verklaren.

Die conclusie bleek voorbarig toen de eerste uitslagen binnenkwamen. Obama's knockout veranderde in een gelijkspel; daarna nam Clinton de leiding en die gaf ze niet meer uit handen. Waar Obama volgens de peilingen 39 procent van de stemmen had moeten pakken, bleef hij steken op 36 procent. Clinton schaarde in plaats van de voorspelde 29 procent, 39 procent van de stemmers achter zich.

De volgende dag zag de pers het licht. Natuurlijk had Clinton gewonnen. Tijdens het laatste debat sprak ze als enige over de economie. Het moment dat ze zich met betraande ogen bloot gaf was doorslaggevend geweest. Obama kon ook helemaal niet winnen, want hij gedroeg zich na Iowa te zelfverzekerd door te denken dat hij de doorgewinterde politica wel eventjes zou verslaan.
Want we hebben het hier wel over Hillary Rodham Clinton, de voormalige First Lady van de nog steeds immens populaire Bill Clinton. Hillary, de vrouw van de Comeback Kid, de eerste Democratische president sinds Franklin Roosevelt die twee termijnen uitdiende. Het idee dat zij na één miezerige caucus verslagen zou zijn was belachelijk.

Deze voorverkiezing was zeker niet de eerste keer dat de pers er naast zat met de peilingen. In 1936 schreef the Readers' Digest dat de Republikein Alfred Landon de zittende president Roosevelt op zijn sloffen zou verslaan. Het blad had een goede reputatie als peiler opgebouwd door de winnaars van de verkiezingen in 1916, 1920, 1924, 1928, en 1932 correct te voorspellen, en was op dat moment de toonaangevende autoriteit. Totdat met Roosevelt’s winst bleek dat die gave meer op geluk dan op wijsheid was gebaseerd.

De strijd in 1948 tussen de zittende president Harry Truman en Thomas Dewey was volgens de media een gelopen race, want hoofdredacties vertrouwden op de cijfers van de Gallup polls. Gebaseerd op die voorspellingen - en erop gebrand hun deadlines te halen - dacht een aantal kranten op de feiten vooruit te kunnen lopen.

Op de foto houdt de uiteindelijke winnaar Truman triomfantelijk The Chicago Daily Tribune omhoog met de kop " Dewey Defeats Truman."

Maar zelfs in 2008 - waarin opiniepeilers wetenschappers zijn en peilingen big business - heeft de pers het dus nog wel eens bij het verkeerde eind. Het is echter vreemd dat, daar waar normaal gesproken correcties en excuses volgen, fouten die op onjuiste peilingen zijn gebaseerd onbesproken blijven. De Washington Post wijdt twee pagina’s aan Clinton’s winst, maar spreekt met geen woord over de onjuiste informatie die krant een dag eerder op de voorpagina publiceerde. Andere grote Amerikaanse kranten en de televisie journalistiek hanteren dezelfde strategie.

De enige feiten in verkiezingstijd zijn de uitslagen; maar om de horserace spannend te houden presenteert men opiniepeilingen als de waarheid. De media begeven zich hiermee op gevaarlijk terrein, omdat ze het nieuws niet langer verslaan maar zelf maken; en zodoende grote invloed op het publiek hebben. Wie die verantwoordelijk wil nemen, moet die volledig dragen. Het achteraf negeren van eigen fouten of die nonchalant afdoen als toevallige gebeurtenissen zonder gevolgen is een te lichtzinnige benadering van een proces waarin zoveel op het spel staat.

No comments: