Monday, 11 August 2008

Extra! Extra!

Read all about it! Televisie zal dit jaar voor het eerst in de Amerikaanse geschiedenis meer reclamegeld incasseren dan kranten. Het is het einde van een tijdperk: sinds de 18de eeuw waren kranten op dit vlak oppermachtig. Maar vooralsnog hoeven geen medelijden te ze hebben.

Daarmee is echter niet gezegd dat televisieproducenten rustig achterover kunnen leunen. Volgens het onderzoek van Veronis Suhler Stevenson is het na de Olympische Spelen en de presidentsverkiezingen afgelopen met hun gouden tijden. De investeringsmaatschappij berekende dat hun jaarlijkse groei de komende vier jaar met 2.6 procent weliswaar indrukwekkend is – zeker vergeleken met de 2.8 procent afname voor print media – maar die valt in het niet bij de opmars van online reclame.

De verwachting is dat Internet reclame tot 2010 ieder jaar met 18.9 procent stijgt. In 2011 pakt Internet $59.8 miljard, televisie $51.2 miljard en kranten $43.7 miljard aan reclame inkomsten, aldus het VSS onderzoek.

Een deel van dat geld stroomt natuurlijk weer terug in de zakken van de krantenmakers. Hoewel het langer duurde voordat ze hun online zaakjes op orde hadden, ziet de toekomst er voor de grote jongens - New York Times, Washington Post, Wall Street Journal -goed uit, volgens de directeur van VSS. “They have strong brands that are revenue-generating machines.”

Niet iedereen kan meekomen in deze revolutie. Kleine lokale kranten zullen de komende jaren het loodje leggen. Fossiele journalisten zullen weemoedig over vroeger gaan praten. Klaagzangen over “het einde van de integriteit” en “de bedreiging van journalistieke onafhankelijkheid.”

Goede journalisten passen zich aan. Meer geld naar online media betekent een stijgende vraag naar interessante verhalen en vers-van-de-pers scoops. Wie dat niet begrijpt gebruikt 18de eeuwse business modellen.

Saturday, 9 August 2008

“Ik ben niet immuun voor gevaar.”

Hij ziet er jonger uit dan zijn 35 jaar en zijn manier van spreken en zachte 'g' verraden zijn Limburgse komaf. Zodra hij over zijn missie begint te praten krijgt zijn gezicht een serieuze blik. Pepijn 'Pep' Helgers is kapitein in het Amerikaanse leger en vertrekt over een week voor een jaar naar de Groene Zone in Baghdad. “Het is geen Valkenswaard.”

Amerika trok hem altijd al, maar toen Helgers in zijn eindexamenjaar verliefd werd op een volbloed Native American exchange studente was hij verkocht. Na een twee-jarige LAT relatie verhuisde hij in 1994 naar Albuquerque in de staat New Mexico om zijn studie politicologie af te ronden en te trouwen. Zijn vrouw was nauw betrokken bij haar stam en “dat betekende dat we vaak naar de reservaten gingen. Dat was een een behoorlijke culture shock.”

Hij werd geboren in Haelen, een klein dorpje in de buurt van Roermond. Hoewel hij altijd al interesse had voor het leger vanwege zijn belangstelling in geschiedenis en internationale betrekkingen, was een Nederlandse militaire carrière geen serieuze optie. Hij wilde “grotere dingen bereiken.”

Afgestudeerd en gescheiden nam hij in 1998 dienst in het Amerikaanse leger, dat ook voor niet-staatsburgers open staat. Hij was 26 toen hij voor acht jaar tekende Halverwege zijn vier-jarige actieve dienst gaf hij zich op voor het officiersprogramma zodat hij tot 2010 in de reserves blijft. Dat hij voor die opleiding Amerikaan moest worden was een beslissing waar hij niet lang over hoefde na te denken. Zijn familie, die nog in Nederland woont, zorgt er voor dat hij zich niet “minder Nederlander voelt, maar meer Amerikaan.”

Tot aan zijn mobilisatie was Helgers door de week “in burger” defensie consultant en werkte hij als strategisch beleidsmedewerker voor het Ministerie van Defensie; en één weekend per maand en twee weken per jaar ging hij met de reserves op pad. Irak wordt zijn eerste missie naar een oorlogsgebied. Sinds hij het bericht kreeg, is hij “zo af en toe zenuwachtig,” maar over het algemeen “redelijk excited. Hopelijk kan ik in de tijd dat ik daar ben zien dat het beter gaat.”

In Nederland ben je niet verder gekomen dan de dienstkeuring. Wat bracht je ertoe soldaat in het Amerikaanse leger te worden?

“Het was inderdaad een stap, maar hier is de dienst en het aanzien van het leger is anders. Het biedt ongelovelijk veel mogelijkheden. Zo kon ik bijvoorbeeld in samenspel met het leger een twee-jarige Masters opleiding volgen aan de School of International Affairs in Washington. Daarnaast is het een geweldige ervaring. Je ontwikkelt kwaliteiten waar ook de meeste bedrijven behoefte aan hebben. Als je solliciteert, dan weten ze 'deze persoon kan met crises omgaan, die kan mensen leiden, die weet hoe je dingen voor elkaar krijgt, die toont initiatief.' En het werkt helemaal in je voordeel als je voor de overheid wilt werken, zeker als ik terugkom en veteraan ben. Dat ik actief ben geweest in een war zone wordt erg gewaardeerd. Bovendien is het is maar vier jaar actieve dienst en dan vier jaar in de reserves. Dat houdt in dat je maar af en toe legertje speelt.”

Ondertussen ben je door je keuze om officier te worden, wel 12 jaar aan het leger gebonden.

“Dat is een zeker een commitment, maar het was altijd al mijn bedoeling officier te worden. Ik wil me graag met intelligence bezig houden, omdat dat het dichtst in de buurt komt van internationale betrekkingen. Maar het is gewoon een geweldige stap zo vroeg in je leven. In het Amerikaanse leger nemen officieren op laag niveau belangrijke beslissingen. Veel initiatief, veel samenwerken, veel kleine groepjes, op die dingen ligt tijdens het Reserve Officer Training Corps leadership program de nadruk.

Of er breekt oorlog uit en je wordt naar Irak gestuurd.

“Dat weet je. Als je vuilnisman wordt, moet je vuilnis ophalen, dat is onderdeel van je baan. Toen de oorlog begon [in maart 2003] was ik bezig met de tweede dag van mijn training voor de officiersopleiding. Ik zat toen bij een militaire politie eenheid en ik was ervan overtuigd dat ik naar het Midden Oosten zou gaan, zodra mijn opleiding afgelopen was. Maar dat gebeurde niet. Ik heb een tijd in een eenheid gezeten die gemobiliseerd werd toen ik net was overgeplaatst. Dat is eenmaal het leven in de reserves, je verandert voortdurend van eenheid.

Hoe ben je de jaren waarop je ieder moment gemobiliseerd kon worden doorgekomen?

“Je gaat door met leven, maar je moet continue voorbereid zijn. Als je hoort dat je gemobiliseerd wordt, vertrek je een maand later. Je moet een testament hebben. Je moet constant medisch en fysiek in orde zijn. In de reserves ben je daar het hele jaar mee bezig, dat is waar je voor traint. Maar na twee, drie jaar wachten kreeg ik het gevoel, 'wat is er aan de hand?' Ik vond dat het wel tijd werd.”

Wat verwacht je in Irak aan te treffen?

“Zoals ik het aan mijn moeder vertelde, 'het is geen Valkenswaard.' Er zijn gevaren, ik zit in een oorlogszone, er zijn mensen die niet willen dat wij er zijn en die gaan op je schieten. Aanvallen op de Groene Zone en in de rest van het land zijn natuurlijk jammer, maar wij in het leger hebben daar een andere kijk op. Wij weten dat dit soort dingen gebeuren en het betekent niet meteen dat dingen “to hell” gaan. Het kan vaak een indicatie zijn van laatste stuiptrekkingen, maar helaas is dat het enige dat je op TV ziet. De goede dingen zijn geen nieuws.”

Zijn er goede dingen in Irak? Driekwart van Amerika lijkt er niet meer in te geloven.

“Dit is niet de meest populaire oorlog, maar het is niet aan mij om er een einde te maken, dat is de taak van het Congres. Ik ben geen politicus, ik zit in het leger en dit is onderdeel van wat ik doe. Maar het gevoel is er dat dit een historisch moment is. De dingen gaan op zich de juiste kant op, maar met de verkiezingen in november....Als de nieuwe president besluit dat we vertrekken en de nieuwe regering besluit dat we in 100 dagen 150.000 soldaten het land uit kunnen krijgen, dan doen we dat. Daarvoor zit je in het leger. Maar tot die tijd werk je door en doe je wat je kunt.

En wat is dat?

“Ik ga naar het Multi National Security Transition Command- Iraq en wij zijn verantwoordelijk voor de training van het Iraakse leger en politie. Ik houd de leidinggevenden op de hoogte van wat er gebeurt en dat is een vrij belangrijke positie binnen het hele command. Mijn werk speelt zich voornamelijk op het hoofdkwartier af en ik zal dus niet zoveel van het land zelf zien, maar ik ben dichterbij dan wanneer ik hier ben. Wat het precies inhoudt? Meer dan wat ik tot nu toe gezegd hebt, kan ik niet vertellen.”

Wat verwacht je van de omgang met de Irakezen?

“Je moet een beetje achterdochtig zijn, skeptisch blijven. In het begin is het onderscheid tussen de goeden en de kwaden niet zo makkelijk. Dan is het menselijk om te generaliseren. Maar ik blijf over het algemeen in de Groene Zone en daar is het gevaar minder groot dan wanneer je op patrouille moet. Maar denk niet 'die Irakezen mogen de Groene Zone in, dus die zijn OK.' Mijn moeder zei dat ik iets meer paranoïde moest zijn en dat is zeker goed. Er zijn daar toch gasten die je dood willen.”

Waar ben je bang voor je?

“Dat ik niet kan omschakelen als ik terug kom. Dat is wat ik meer dan alles vrees. En ik hoop dat ik er goed tegen kan om onder vuur te liggen. Dat weet je nooit totdat je in de situatie bent. Tijdens trainingen schieten er wel mensen met live fire, maar ze schieten niet op je. Dat zegt men ook, 'het is een life changing event als er op je geschoten wordt.' Hopelijk reageer ik zoals ik moet reageren. Stel dat er een mortiergranaat aankomt, dan is dat het moment waarop de training het over moet nemen. Je kunt dan niet gaan rationaliseren, je moet meteen bepaalde dingen doen om jezelf in veiligheid te brengen. Hopelijk heb ik genoeg training gehad. Ik heb geen rituelen of bijgeloof, maar ik heb van mijn vriendin Erin een klein engeltje gekregen. Dat zal ik wel voortdurend in de zak van mijn uniform houden.

Je zit min of min meer opgesloten in de relatief veilige Groene Zone. Wat is daar te doen behalve werken?

“Ik betwijfel of er veel uitgaansleven is. Ik ben van plan Arabisch te leren. Een taal erbij, dat maakt me weer een stuk meer marketable. Ik neem ook mijn Ipod, boeken, mijn laptop en een grote map met films mee. Alles van Hitchcock, want ik ben een enorme liefhebber. En ik stuur mezelf nog wat boeken toe, want ik kan niet veel persoonlijke spullen meenemen. Ook hoop ik ook veel nieuwe mensen te leren kennen en vrienden te maken. Zo`n jaar schept toch een enorme band. Verder ga ik veel tekenen; ik ben een grote fan van Kuifje en heb mijn hele leven cartoons en hele stripverhalen gemaakt. En ik denk wel dat ik er dingen in zal gooien die ik daar meemaak.

De Republikeinse presidentskandidaat John McCain zei dat Amerika nog 100 jaar in Irak blijft als het moet. Wat hoop jij in dit ene jaar te bereiken?

“Eén van de dingen is het meemaken, om er deel van uit gemaakt te hebben. Het is ook een goede gelegenheid me professioneel verder te ontwikkelen. Natuurlijk hoop ik dat ik een positieve impact kan maken, maar mijn missie is denk ik niet in een jaar af te ronden. Ik kan besluiten om langer te blijven als ik dat zou willen, maar ik wil het eerst bekijken. Misschien heb ik het na 11 maanden wel gezien heb, dan heb ik mijn duty gedaan. Maar als ik lekker bezig ben en het gevoel heb dat ik ook echt iets kan doen, wie weet.”