Vier november 2008 betekende meer dan Barack Obama's historische overwinning. Die dag bevestigde ook de identiteitscrisis van de Republikeinse partij. Onenigheid over traditionele uitgangspunten had de voorverkiezingen gedomineerd en met het verlies van de verkiezingen viel de coalitie uiteen die president Ronald Reagan begin jaren '80 smeedde. Sindsdien vecht de Grand Old Party (GOP) tegen zichzelf, de Democraten en ideologische vooroordelen.
Het was geen verrasing dat John McCain de verkiezingen verloor. Hij moest het opnemen tegen de eloquente, mediagenieke Obama die acht keer zoveel campagnegeld had. President George W. Bush, de slechte economie en twee voortslepende oorlogen hadden het Republikeinse merk beschadigd en Amerika snakte naar een einde aan de verlammende partijpolitiek.
Zelfs zonder deze obstakels stond McCain voor een lastige opgave. Christelijke conservatieven – die twee keer massaal voor Bush stemden – vonden hem te gematigd; fiscaal conservatieven laakten McCain's vertrouwen in Bush's miljarden injecties om banken te redden; vrije markt supporters wantrouwden zijn voorstellen voor de verhandeling van emissierechten; wie 'nationale veiligheid' hoog aansloeg keurde zijn steun aan Bush's Irak strategie af; en jongeren konden zich nauwelijks identificeren met de oudste presidentskandidaat in de Amerikaanse geschiedenis. Toch was McCain's kandidatuur geen vergissing.
Gebrek aan beter
Ruim anderhalf jaar voor de verkiezingen had zich een elftal Republikeinen aangemeld om Bush op te volgen; en niet één van hen stak er boven uit. Rudy Giuliani – de voormalig burgemeester van New York City – genoot dankzij zijn optreden op '9/11' landelijke bekendheid maar had behalve 'nationale veiligheid' geen programma; oud-senator Fred Thompson was de hoop van conservatief Amerika maar zijn campagne miste overtuiging; en voor congresman Ron Paul's fundamentalistische geloof in de Amerikaanse Grondwet is in deze tijd van globalisering geen plaats.
Na de eerste voorverkiezingen bleken naast McCain de voormalige gouverneurs Mitt Romney en Mike Huckabee de voornaamste kanshebbers. De eerste is een succesvol zakenman die een gezonde economie en belastingverlagingen beloofde. De tweede, die in een vorig leven een evangelistische dominee was, presenteerde zich als de beschermer van traditioneel Christelijk-conservatieve waarden en strijder tegen tegen het homo-huwelijk, verplichte evolutieleer en liberaal intellectualisme.
Geen van beiden kon echter aanhangers van de ander enthousiasmeren. Romney had het gouverneursschap van Massachusetts – een Democratisch bolwerk – mede gewonnen door zijn liberale standpunten over abortus en homo-rechten. Als presidentskandidaat distantieëerde hij zich tevergeefs van die uitspraken om de Christelijk-conservatieve aanhang te lijmen. Huckabee ontbrak het aan relevante bestuurlijke ervaring. Zijn jaren in Arkansas zagen velen als ontoereikend in een tijd waarin de meeste van Amerika's problemen – terrorisme, global warming, economische crisis – zich op het internationale vlak afspelen.
Dat McCain won dankte hij in belangrijke mate aan zijn twee rivalen. Zodra hun aanhangers doorhadden dat hun favoriet het niet ging redden bleek hij het beste alternatief. Het Republikeinse verkiezingssysteem - waarbij de winnaar alle kiesmannen krijgt – zijn ervaring, oorlogsheldstatus plus de verwachting dat Hillary Clinton de Democratische kandidaat zou worden deden de rest. Hij besefte echter dat hij niet onomstreden was.
In de maanden waarin Clinton en Obama het nieuws domineerden zocht hij derhalve de publieke goedkeuring van hen die lauwtjes op zijn winst hadden gereageerd maar wiens steun onontbeerlijk was. Hij sloot vrede met Christelijk-conservatieve organisaties wiens boegbeelden Jerry Falwell en Pat Robertson hij in 2000 nog “agents of intolerance” had genoemd. Hij herzag zijn standpunten over abortus, immigratie en vergaande CIA ondervragingstechnieken. Met de stijgende benzineprijzen veranderde hij zijn mening over olieboringen in beschermd natuurgebied en omarmde het populaire Republikeinse mantra “drill, baby, drill.”
Deze hofmakerij slaagde maar deels. McCain moest een slag om de arm houden omdat hij anders zijn imago als onafhankelijke 'maverick' en zijn vroegste supporters zou verliezen. Zo bleef de achterdocht aan de rechterkant van de partij bestaan. Toen in die kring stemmen opgingen om op verkiezingsdag thuis te blijven presenteerde McCain zijn ultieme instrument om iedereen van zijn oprecht conservatieve aard te overtuigen en zo de partij te verenigen: Alaska's gouverneur Sarah Palin.
Haar kandidaatschap voor vice-president had het tegenovergestelde effect. Hoewel ze McCain's campagne in eerste instantie een oppepper gaf volgden snel geruchten dat de kandidaten elkaar niet lagen. Palin wilde de agenda naar rechts opschuiven; iets wat McCain niet kon zonder het centrum en zijn ware aard te verliezen. Ook ontbrak het de partij dankzij Obama's populariteit aan een gemeenschappelijke vijand waartegen men zich moest verenigen – de reden dat velen binnen de GOP liever Clinton als tegenstander hadden gezien.
Zo strompelde de Republikeinse partij richting de verkiezingen en de uitslag loog er niet om. De GOP verloor het Witte Huis, acht senatoren en 21 zetels in het Huis van Afgevaardigden. Met meer 53 procent van de stemmen kreeg Obama voldoende mandaat voor zijn hervormingspolitiek. De partij die in 2000 nog de basis dacht te leggen voor een langdurige conservatieve heerschappij stond buitenspel -- verdeeld, onzeker en gefrustreerd.
Acht eilandjes
Op zoek naar leiders en visie is de interne machtsstrijd inmiddels in volle gang. Acht fracties debatteren over Amerika's rol in de wereld, de omvang van de overheid, de economie en familiewaarden. Wie uiteindelijk het nieuwe gezicht van de partij wordt hangt mede af van diens talent als bruggenbouwer, de politiek van de dag en Democratische succes.
Voor neoconservatieven is Amerika `s wereld enige supermacht. Deze fractie – waar onder andere voormalig vice-president Dick Cheney en voormalig Defensie minister Donald Rumsfeld toe behoren - is voorstander van een pro-actieve, desnoods unilaterale buitenland politiek. Binnen deze kring heerst groot wantrouwen jegens internationale organisaties. Op dit moment liggen de neoconservatieven door de oorlog in Irak onder vuur; en zolang Amerikanen terroristisch geweld bespaard blijven krijgt hun stokpaardje 'nationale veiligheid' weinig aandacht.
'National greatness' conservatieven zijn het deels eens met neoconservatieven. Zij vinden echter dat Amerika's supermacht mede gebaseerd is op de voorbeeldfunctie die het land heeft en niet alleen op het wapenarsenaal. Om de oorlog tegen het terrorisme te winnen dient Amerika weer ' the beacon of hope' te worden. Deze groepering dacht in McCain hun leider gevonden te hebben maar zoekt inmiddels een nieuwe inspirator. Voor hem of haar is ook de lastige taak weggelegd om het on-Republikeinse idee te verkopen dat 'American greatness' gepaard gaat met een grote, actieve overheid. Nu Amerika's blik naar binnen is gericht spelen 'national greatness' conservatieven een bescheidener rol dan de afgelopen acht jaar.
Voor 'traditional values conservatives' is het gezin de hoeksteen van de samenleving. Zij leggen de nadruk op de strijd tegen de moraalverloedering en zijn minder begaan met belastingen of buitenland politiek. In Palin hebben zij hun leider gevonden; en zij zal hoogstwaarschijnlijk in 2012 of 2016 een gooi naar het Witte Huis doen. Heeft het land dan minder urgente problemen dan recessie en oorlog dan kan deze fractie tegen die tijd wellicht de toon zetten.
Christelijke conservatieven baseren hun nationale politiek – anti-abortus en -homohuwelijk – en internationale politiek - pro-Israël - op hun geloof. Deze tak is verantwoordelijk voor meer dan 40 procent van alle campagnedonaties en niemand heeft een serieuze kans zonder hun zegen. Hun verbondenheid met de Republikeinse partij spreekt echter minder voor zich dan in 1980 of 2000. Meer en meer Christenen zagen te weinig medemenselijkheid in Bush's 'ieder voor zich maatschappij.' Ze keurden het geweld in Irak en Afghanistan af en beschouwden milieubescherming - een onderwerp waar de GOP traditioneel weinig mee op heeft – als een taak van hogerhand. Bovendien blijkt de jonge garde toleranter dan hun ouders. Is Huckabee, die zijn succes aan de Christelijke conservatieven te danken had, in 2012 opnieuw kandidaat dan dient hij zijn boodschap aan deze veranderingen aan te passen.
Reagan's uitspraak “government isn't a solution to our problem, government is the problem” klinkt Libertarians nog steeds als muziek in de oren. Uit onvrede over McCain's standpunten over de omvang van de overheid deed deze fractie afgelopen november met een eigen kandidaat mee aan de verkiezingen. En hoewel Bob Barr's kandidatuur irrelevant was is het streven naar een zo klein mogelijke overheid één van de Republikeinse basisprincipes. Mocht het Obama niet lukken om zijn ambitieuze hervormingsplannen zonder belastingverhogingen te betalen dan kunnen Libertarians op bijval van de andere fracties rekenen.
Paleoconservatists geloven in de bescherming van muren: hoge tarieven om Amerikaanse banen te beschermen en een groot hek langs de grenzen om illegale immigranten buiten te houden. In een tijd van globalisering klinkt deze aanpak ouderwets, maar voor sommige Amerikanen betekent het een terugkeer naar de goede jaren `80. Krijgt de Amerikaanse economie nog meer klappen en komt immigratie weer in de belangstelling dan is een opmars van de paleoconservatieven niet uitgesloten. Verjongen is in dat geval noodzakelijk: vooralsnog gaan hun aartsconservatieve opvattingen gepaard met politici die het vak tijdens Reagan's presidentsschap leerden.
Fiscaal conservatieven krijgen de mogelijkheid zich te profileren met Obama's economische stimuleringsplan op een bordje aangereikt. Zij verzetten zich tegen dit soort vergaande overheidsbemoeienis omdat de markt het probleem moet oplossen. De komende tijd zullen zij ieder onderdeel van het plan dat mislukt uitvergroten en ondertussen hun remedie – belastingverlagingen – blijven promoten. De voor de hand liggende leider is Romney; of hij in 2012 de hele partij voor zich kan winnen hangt af van Democratisch economisch succes. Eén opsteker heeft hij alvast binnen: tijdens het jaarlijkse Conservative Political Action Committee symposium in februari koos men hem als de meest geschikte presidentskandidaat.
Tot slot, de onafhankelijke Republikeinen, of RINO's ('Republican in Name Only') zoals ze soms aangeduid worden. Zij kenmerken zich door een pragmatische aanpak en soms on-Republikeinse ideeën. Blinde partijliefde of ideologie is hen vreemd. Zo steunde de voormalig minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell Obama's kandidatuur, viel gouverneur Arnold Schwarzenegger Bush's milieupolitiek af en stemden de sentatoren van Maine en Pennsylvania voor Obama's economische stimuleringsplan. In hoeverre zij het geluid van de toekomst zijn hangt af van hun bijdrage aan en het verloop van de Democratische agenda.
De Tegenpartij
Nu de Democraten Capitol Hill domineren komen onderwerpen ter stemming waar iedere fractie op zijn eigen manier problemen mee heeft. De Republikeinen zijn zo in de minderheid dat tegenstemmen echter zinloos is. Dwarsliggen om eenheid uit te stralen is een optie maar geen strategie zonder risico.
Dat het $787 miljard kostende reddingsplan zou worden aangenomen stond zo goed als vast; verrassender was dat op drie na alle 219 Republikeinse congresleden het voorstel verwierpen. De actie was waarschijnlijk goed voor het moraal, maar de keerzijde is het gevaar dat kiezers de GOP gaan zien als de partij die niet wil samenwerken en liever de hakken in het zand zet. En deze publieke opinie is de Republikeinen al eens eerder duur komen te staan.
Tijdens het begin van de jaren `30 reageerde de Republikeinse president Herbert Hoover ook terughoudend op de gevolgen van de beurskrach van 1929. Hij weigerde de crisis politiek te lijf te gaan en vertrouwde op losse afspraken met het bedrijfsleven. Dit gebrek aan daadkracht droeg mede bij aan de intensivering en verlenging van de Grote Depressie. President Franklin Roosevelt's New Deal losde ook niet alles op maar kiezers beloonden de partij die de handen uit de mouwen stak. Het zou tot 1952 duren voordat er weer een Republikein in het Witte Huis zat.
Het Republikeinse 'nee' benadrukte ook het elitaire imago van de partij. Voor veel Amerikanen is de GOP 'De Tegenpartij:' tegen onderwijsvernieuwingen, tegen abortus, tegen milieubescherming, tegen het homo-huwelijk, tegen belemmeringen van het bedrijfsleven, tegen belastingen en tegen positieve discriminatie. Zo ontstaat het beeld dat de partij zich, bij gebrek aan eigen ideeën, alleen interesseert voor de belangen van een klein deel van de bevolking -- blank, rijk, heterosexueel, Christelijk en op leeftijd. In een land waar deze criteria steeds minder de norm worden is dit een doodlopende straat.
McCain verloor alle bevolkingsgroepen behalve 65 plussers; Latino`s, de grootste en snelst groeiende minderheid in Amerika, koos in overweldigende mate voor Obama; verzet tegen het homohuwelijk en onvrede over Spaans als officieuze tweede taal neemt af. Milieubescherming is al jaren een serieus politiek onderwerp; en de stijgende kosten van de gezondheidszorg staan langer uitstel van vebeteringsplannen in de weg. Amerika is in beweging en de GOP lijkt het niet te merken. Of zoals de voorzitter van de Republican Campaign Committee Tom Davis de situatie omschreef, “If we were a dog food, they'd taken us off the shelf.”
Een ander geluid
Amerika's politieke stelsel en het verleden leren dat het te vroeg is om de partij af te schrijven. Bovendien zat de partij in 2008 alles tegen. Maar in de Amerikaanse politiek gaat het niet om het meedoen.Wanneer de partij weer verkiezingen gaat winnen hangt af van aanpassingsvermogen en overtuigingskracht.
Obama's winst - 53 procent van de stemmen, 365 kiesmannen en 28 staten – is de boeken ingegaan als 'a landslide victory' maar McCain kreeg slechts een kleine 10 miljoen stemmen minder. Met een minder polariserende vice-presidentskandidaat en een tegenstander die het zonder de bijna unanieme stem van zwart Amerika had moeten stellen was de strijd - ondanks de lage waarderingscijfers voor Bush en zijn partij - wellicht nog spannend geworden.
Amerika's twee-partijen systeem garandeert een Republikeinse comeback -- hoe bont de partij het ook maakt of hoe klein hun aanwezigheid in Washington, D.C. ook is. Zes jaar na het aftreden van president Nixon kwam Reagan aan de macht; twee jaar nadat de Democraten het Witte Huis wonnen en de meerderheid in het Congres hadden begon in 1994 de Republikeinse Revolutie die tot acht jaar Bush leidde. Het pendulum zwaait altijd terug.
De partij maakt werk van zijn imago als elite club. De nieuwe voorzitter van de Republican National Congress Michael Steele is zwart, een keuze die net zo uniek is als Obama's presidentschap. Eén van de partij's aanstormende talenten is de 37-jarige Bobby Jindal. Deze zoon van de Indiase immigranten en de eerste niet-blanke gouverneur van Louisiana geldt inmiddels als het alternatief voor Obama. In Palin, die dankzij haar kruistocht voor werkende moeders op miljoenen vrouwelijke sympatisanten kan rekenen, heeft partij een wapen waarop de Democraten – nu Clinton's presidentiële aspiraties voorbij lijken - geen direct antwoord hebben.
Tot slot zal de partij leren van zijn fouten, technologie omarmen en jonge kiezers werven. Obama's gebruik van internet als 'cash cow' en burgerplatform was mede zo effectief omdat McCain achterbleef. Volgende kandidaten zullen deze strategie overnemen; en wie niet weet hoe e-mail werkt zal dat in ieder geval niet aan de grote klok hangen.
Alle boetedoening, achterstallig onderhoud en beloftes ten spijt, als imitatie Democraten met een Republikeins sausje is de partij geen volwassen alternatief. Pas als de GOP op eigen kracht een agenda bepaalt en voldoende zekerheid biedt dat die op verantwoordelijke wijze uitgevoerd wordt komen de kiezers terug. Tot die tijd kan kan de Republikeinse partij slechts dromen van een betere toekomst.
Sunday, 15 March 2009
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment